Amalek berooft ons van onze identiteit

Exodus 17:8-16 verhaalt de strijd tussen Amalek en Israël. De betekenis van deze strijd kan niet gauw overschat worden. Het is de eerste van de heidenvolken die de eerstegeboren zoon van JHWH bestrijdt. Het is tegelijk de strijd van de Aanwezige tegen Amalek die van generatie op generatie zal zijn. Dat sluit ook onze generatie in.

Het is opvallend dat in de Hebreeuwse bijbel de verzen 8-16 in twee paragrafen (petach) verdeeld wordt. Elke paragraaf heeft dus een eigen thema. De scheiding ligt tussen vers 13 en 14. In vers 8-13 ligt de nadruk op de strijd die Jozua voert. In vers 14-16 valt de nadruk op de strijd die JHWH voert. De eerste strijd is fysiek, met profetische en geestelijke componenten. De tweede strijd is profetisch, met een fysieke component. De eerste paragraaf omvat twee dagen, de tweede paragraaf betreft de derde dag, de dag van de overwinning.

Vers 8-13 vormen een chiasme:

8 Amalek komt en vecht met Israël

9 Mozes geeft opdracht aan Jozua om de strijd aan te binden. Hij zal met Aäron en Hur op de heuveltop staan

10 Jozua deed zoals Mozes gezegd heeft; Mozes, Aäron en Hur klimmen op de heuveltop

11-12 Mozes beïnvloedt de strijd door zijn handen op te heffen, ondersteund door Aäron en Hur

13 Jozua vermorzelt Amalek en zijn volk

In elk deel van dit chiasme komt de naam Amalek voor. Amalek is een bastaardzoon van Ezau’s oudste zoon Elifaz, en heeft via zijn moeder wortels in de Horieten (Gen. 36). De Amalekieten waren echter al eerder als volk in de geschiedenis bekend (Gen. 14). Mogelijk heeft Amalek, de kleinzoon van Ezau, de heerschappij over dat volk gekregen. De Amalekieten stonden bekend als een volk van rovers en moordenaars. De Torah zegt: en hij vreesde God niet (Deut. 25).

Vers 13 is in het chiasme de spiegel van vers 8. Beide verzen bestaan uit 5 woorden en hebben een vergelijkbare opbouw:

8 En hij komt, Amalek, en hij vecht met [im] Israël in Rafidim

13 En hij verzwakte, Jozua, Amalek en zijn volk [am] door zijn mond-zwaard

Amalek vecht met-Israël

In vers 8 staat het woordje im [עִם]. Het heeft dezelfde woordstam als am, dat in vers 13 met volk wordt vertaald. Wat heeft im [met] met am [volk] te maken? Waar im [met] gebruikt wordt, ziet dat op vereniging. Volksgenoten zijn met elkaar verenigd. In veel teksten waar im gebruikt wordt, wordt deze vereniging weergegeven met een koppelteken: עִם־יִשְׂרָאֵ֖ל. De stam is het werkwoord amam. Dat betekent verzamelen, gelijkstellen, verenigen. In passieve vorm donker worden, dof worden, zoals kleuren vervagen in het donker. Als individu ben je verborgen in de eenheid van het volk.

Het eerste gebruik van het woord im in de Torah vinden we in Gen. 18:23 en 25. Daar doet Abraham een beroep op de rechtvaardigheid van JHWH. Zult U ook de rechtvaardige met de goddeloze ombrengen? Nadrukkelijk stelt Abraham dat rechtvaardigen en goddelozen géén eenheid kunnen vormen. Zij vormen een ongelijk span. In vers 25 herhaalt Abraham het nog een heel krachtig: het zij verre van U! Zou de Rechter van de hele aarde geen recht doen?

In Exodus komt de constructie im- tien keer voor:

1 4:12 Ik zal met uw mond zijn
2 4:15 Ik zal met uw mond en met zijn mond zijn
3 17:2 Toen twistte het volk met Mozes
4 17:8 Toen kwam Amalek en vocht met Israël
5 18:12 Om brood te eten met Jethro, de schoonvader van Mozes
6 22:19 Wie bij [met] een beest ligt, zal zeker gedood worden
7 22:30 Zeven dagen zullen zij bij [met] hun moeder zijn, de achtste dag zult u ze Mij geven
8 23:1 En stelt uw hand niet bij [met] de goddeloze
9 33:9 En Hij sprak met Mozes
10 34:28 En hij was daar met JHWH, veertig dagen en veertig nachten, en hij at geen brood en hij dronk geen water. En Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de tien woorden.

Waarom staat er dat Amalek vecht met-Israël (nr. 4)? Het Hebreeuwse woord dat hier wordt gebruikt, is lacham. Een homoniem van dit woord is het woord voor eten (Deut. 20:19, Ps. 141:4, Spr. 4:17). In de meeste van deze teksten staat de relatie rechtvaardigen-goddelozen centraal. Het woord voor brood is – niet verwonderlijk – lechem. Samen brood eten is ook een teken van vereniging (nr. 5). In het Nederlands kennen wij de uitdrukking: wiens brood men eet, diens woord met spreekt. Dat is ook mooi te zien in deze tien keer dat de im- constructie in Exodus gebruikt wordt (nr. 1, 2, 3, 9. 10).

Amalek heeft de intentie om de eenheid Israël te verbreken door het volk in zich op te nemen. Amalek wil zich vereenzelvigen met Israël. Alsof hij brood eet. Op deze wijze zou het eerstgeboorterecht weer bij de nakomelingen van Ezau belanden (nr. 6, 7). Het is echter onmogelijk dat rechtvaardigen rechtvaardig blijven, als zij deel worden van de gemeenschap van de goddelozen (nr. 8).

De relatie van de mens tot zijn Schepper wordt echter altijd getekend door een ‘tegenover’: ik-Ander. Wij worden onszelf in het aangezicht van de Ander. Hoe vaak willen wij niet een ander vormen naar ons eigen beeld? In plaats dat wij het aangezicht van de Ander zien in de ander. Als ik vecht met de ander, dan tracht ik de ander tot mijzelf te maken. Dan wordt de ander tot een nul gereduceerd. Nu, dat is wat Amalek doet. Hij berooft ons van onze eigen identiteit.

1 reactie

  1. Johannes Hyrcanus heeft in 150 bC Idumea (waar Edom woonde) bij Judea gevoegd en die Edomieten de Joodse religie opgedrongen.

    Om kort te gaan: lees het boekje “2 naties zullen zich scheiden” van E. Smit, ISBN 90 7000 590 5

    U zult daar veel aan hebben!

    Gods zegen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *