Recensie door Dr. L. Engelfriet
Verschenen in: Kerk en Israël, 1 december 2017
Bioloog Van Moolenbroek brengt in deze breedvoerige studie de afstammelingen van Ezau in kaart. De Edomieten manifesteren zich in de Bijbel en in de geschiedenis als vijanden van Israel, in het bijzonder Ezau’s kleinzoon Amalek. De auteur vindt in iedere generatie het spoor van Amalek verborgen of openlijk terug in de satanische vijandschap tegen Israel en tegen de latere christelijke gemeente.
De gangbare uitleg van de list van Jacob als bedrog wordt door de auteur op grond van Rashi, F. de Graaff en I.J. Yuval afgewezen: zij zien de hielhouder als heilbrenger. Ezau verachtte het eerstgeboorterecht. Maar als zijn broer Jacob deze zegen krijgt, neemt hij zich voor zijn broer te doden. In de haat tegen zijn tweelingbroer Jacob onderscheidt de auteur drie lagen: de levensloop van de broers zelf, de uitwerking van hun strijd in de geschiedenis als vervulde profetie, en de geestelijke strijd van ieder gelovig mens in zichzelf, die de auteur op grond van Genesis 3 herleidt tot de strijd tussen de oude en de nieuwe mens.
Gods doel is volgens de Schrift de vestiging van zijn Koninkrijk op aarde: tussen Genesis en Openbaring ligt volgens de auteur de wereldgeschiedenis, waarin de openbaring van Jezus Christus centraal staat. De Bijbelse geschiedenis bevat verborgenheden. Wat erin zichtbaar is, noemt hij een schaduwbeeld van het onzichtbare. Edom is ook na de ‘bijbeltijd’ verborgen aanwezig. Met instemming verwijst de auteur naar de rabbijnse opvatting dat de tegenstelling tussen Jacob-Israel en Ezau-Edom en Rome de hele wereldgeschiedenis beïnvloedt.
In deel I van het boek wordt Amalek gevolgd. Hij is de personificatie van het kwaad; en zijn nakomelingen zijn ‘werktuigen’ van de satan. Hij verschijnt in elke nieuwe fase van de totstandkoming van het Koninkrijk volgens een vast patroon.
Deel II werkt dit Amalek-patroon via het optreden van de satan uit; daarmee krijgt dit spoor een metahistorisch karakter. Via zijn werktuigen dwarsboomt Amalek-satan de opdrachten van Israel, te beginnen bij Abram. Deze vijandige reactie mondt uit in een strijd die door Abram en zijn latere medestanders gewonnen wordt en leidt tot een vernieuwing van het verbond met God.
NAMEN EN GETALLEN
Naamlijsten in de Bijbel vertellen volgens de auteur een verhaal. Hij poneert daarom dat Genesis geen chronologisch, maar een profetisch boek is. De verkondiging van de komst als redder, en van de wederkomst van Jezus Christus als rechter leest hij erin. Dat doet hij onder meer op grond van de rolverdeling van diverse tweelingen. Behalve Jacob en Ezau zijn dat Perez en Zera. Zera zou als eerste geboren worden, maar is als tweede gekomen. Hoewel Perez in de geslachtslijn van Jezus Christus staat, is ook Zera (God heeft geschitterd) opgenomen in de proloog van het evangelie van Mattheüs.
In de waarde van de 42 geslachten (Mat.1) ziet de auteur de verlossing uitgedrukt. Ezau brengt de wetteloze mens voort, die hij met de satan en met de antichrist wil vereenzelvigen. Hij baseert deze veronderstelling op het verschil tussen de namen van de eerste zonen van Ezau met die van de laatste zonen.
Het aantal van de laatsten als stamhoofden is volgens Gen. 36 gereduceerd tot 14. Zij staan tegenover de 14 zielen van Rachel. In de opsomming van deze stamvorsten zijn de namen van de nakomelingen van Ezau met verwijzing naar God (Elifaz en Rehuel) echter verdwenen. Die verdwijning correspondeert volgens de auteur met de godloze verlossing die Ezau — als ‘de natuurlijke mens op aarde’ — nastreefde. Het getal 14 duidt op een machtige hand (Hebreeuws: jad, Jod-10 en Dalet-4), die verlost. Maar die hand is bij Ezau, wiens dood en leeftijd in de twee toledots van Gen. 36 niet vermeld worden, uitsluitend gericht op uitbreiding van macht in de tegenwoordige wereld.
Bijzondere aandacht krijgt het zogenoemde Amalek-patroon. Ezau vermengde zich met de inwoners van Seïr, en zijn zoon Elifaz verwekte bij de vrouw van Seïr dochter Timna. Bij Timna verwekte Elifaz incestueus Amalek, de aartsvijand van Jacob-Israel. Amalek is fundamenteel onmenselijk. Hij zaait twijfel. De Amalekieten zijn wreed en laf en vallen Israel in de rug aan en castreerden gevangen genomen Israëieten om de besnijdenis te bespotten. De auteur verwijst hierbij naar Joodse bronnen die aangeven dat Amaleks poging tot uitwissing van de Tora van de schepping een chaos zou maken. Israel moet de herinnering aan Amalek dan ook uitwissen.
Keert Amalek terug in het verhaal van Esther? Amalek was onderworpen door David en onder Hizkia uitgeroeid, maar een deel van de Amalekieten is volgens de auteur evenals het tienstammenrijk verstrooid onder andere volken. Hij baseert daarop dat de strijd tegen het Joodse volk sinds de verstrooiing wereldwijd wordt gevoerd. En het verklaart volgens de auteur ook dat het plan van de Agagiet Haman in de wereld van toen een vruchtbare voedingsbodem vond. De auteur trekt de Joodse veronderstelling in twijfel dat Agag, de koning van de Amalekieten, in de nacht voor zijn dood nog een nakomeling verwekt heeft. Volgens hem kunnen er onder de Amalekieten die Saul heeft laten leven, Agagieten in Perzië overgebleven zijn.
De auteur houdt het bovendien voor mogelijk dat Ezau de voorvader van het moderne Turkije zou kunnen zijn, omdat er Amalekieten vanuit Edom naar Centraal Azië getrokken zijn. Het Amalek-patroon is volgens de auteur uit het boek Esther niet op te maken. Daarom analyseert hij de chronologie rondom de ballingschap, en concludeert daaruit dat de geschiedenis van Esther en Haman is ingebed in het herstel van stad, tempel en volk. In dit patroon wordt volgens de auteur duidelijk zichtbaar dat Amalek in de persoon van Haman de bedoeling had om het volk Israel volkomen van de aardbodem te laten verdwijnen.
Alles duidt er dan volgens de auteur op, ‘dat de komst van de Messias eens te meer noodzakelijk wordt gemaakt.’ Het visioen van Daniel spreekt van zeventig jaarweken, en de profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi hebben volgens de auteur allemaal kenmerken van diens komst geprofeteerd, maar in het Oude Testament lezen we niet meer over een aanval van Amalek.
JEZUS EN DE SATAN
Als lsraels grote Zoon in de persoon van Jezus Christus in de wereld komt, wordt ook de persoon van de Satan zichtbaar. De auteur ziet in de satan tenminste de fysieke verschijning van Amalek, omdat zijn optreden volgens Mattheüs past in zijn Amalek-patroon. De auteur legt in zijn uitleg van het N.T. nog wel een schematisch verband met de voorgeschiedenis van het volk Israel en diens vijanden, maar de relatie tussen Jezus en Israel komt onder spanning te staan. De auteur ziet wel raakpunten, zoals de roeping uit Egypte, maar ziet in de 42 geslachten geen uitdrukking van de betekenis van het gehele volk Israel dat volgens Num. 33 in de woestijn 42 plaatsen aandoet. In de stamboom van Mattheüs worden behalve Juda ook de broers genoemd; de auteur vindt alleen Zera bijzonder. Wel noemt hij de bedreiging door de Edomiet Herodes, maar hij reduceert de groepering van de Farizeeën ten onrechte in haar geheel tot slangenkinderen. De doop van Jezus, die aan zijn bediening voorafgaat, wordt vergeleken met de doortocht door de
Rode Zee. Maar de onderdompeling wordt door de auteur niet met sterven in verband gebracht. Het vervullen van gerechtigheid door ‘ons’ beperkt de auteur ten onrechte tot Jezus en zijn voorloper Johannes (Elia). De gerechtigheid is immers aan heel Israel opgelegd, vergelijk Deut. 6. Er zijn bovendien meer voorlopers; de auteur noemt zelf de nazireeër Simson. Ik denk aan Abraham en anderen (Rom. 4:9 en Hebr. 11).
Bij de verzoeking in de woestijn trekt de auteur dogmatische parallellen vanuit het drievoudig ambt: priesterlijk, profetisch en koninklijk zijn de verzoekingen ‘om bezit (levensbehoefte), relatie (vertrouwen), heerschappij (autonomie)’. De overwinning ligt volgens hem echter op geestelijk vlak: Jezus verslaat de satan met het Woord. Ik verwachtte hier in de lijn van Ezau en het schema van Amalek een opmerking over de pretentie van de satan dat hij zichzelf opwerpt als de beste zoon van God. Jezus doet dat niet, maar toont dat hij als Mensenzoon gezonden is om de Tora en de profeten te vervullen.
Over de Bergrede merkt de auteur op: ‘De grondwet van het Koninkrijk der hemelen is de Bergrede’. Hij interpreteert deze rede als een exclusief pleidooi voor vergeestelijking: het gaat niet om de letter, maar om de geest van de wet. ‘Niet langer woont JHWH in een stenen tempel, maar in de harten van zijn kinderen. Daarom is ons lichaam ook een tempel van de Heilige Geest.’ Dat is stichtelijk gezegd, maar gaat toch wet voorbij aan de verzwaring van de geboden, die Jezus beoogt. De auteur plooit met zijn tegenstelling tussen letter en geest de tittels en jota’s van de Tora al te gemakkelijk in een geestelijk schema. Jezus vergeestelijkt de menselijke natuur echter niet, maar laat zien dat die gezuiverd moet worden, evenals de tempel. De auteur begon zijn boek immers nog met Da Costa’s waarschuwing voor het gevaar van vergeestelijking van het Koninkrijk op aarde.
ALLE DETAILS VERWIJZEN NAAR CHRISTUS
De auteur spreekt na de verzoeking van een aanval op de ‘Gemeente’ van het Nieuwe Testament. Hij ziet die aanval als een onderdeel van Gods heilsplan. Daarbij stelt hij de cruciale vraag naar de verhouding tussen het ‘natuurlijke’ volk Israel en de ‘Gemeente’. De introductie van de gemeente brengt de auteur in exegetische moeilijkheden, die hij niet met de hem aansprekende hermeneutiek van dr. James Jordan kan oplossen. Diens uitlegkunde is typologisch en wil Christus in elk detail van het O.T. terugvinden. Jordan leest het O.T. vanuit de exegese van het N.T. De auteur loops m.i. vast in de exegese van Mat. 7 en 21 waarin sprake is van een ander volk, aan wie het Koninkrijk van God gegeven zal worden. Hij meent dat de Romeinse hoofdman van de ‘Gemeente’ daarvan het model is en maakt daarnaast melding van Joodse vijandschap tegenover christenen en Joods geweld tegen vermeende nakomelingen van Amalek.
De auteur besteedt veel aandacht aan de kritiek van Jezus op de Farizeeën, maar te weinig aandacht aan zijn missie die gericht is op het volk van het land. Waarom is dat deel van Israel niet het andere volk, bij wie de latere christenen uit de volkeren zich hebben aangesloten? Anderzijds moet gezegd worden dat hij, anders dan theologen die de blijvende betekenis van Israel ontkennen, de doorgaande lijn van het volk van de Tora volledig respecteert, de anti-judaïstische visie van de kerkvaders afwijst en de kerk van Rome met Edom (Ezau) identificeert. Het herstel van Israel en het koningschap van David krijgen volgens de auteur in vier fasen vorm: het land, het volk, de eenheid van Jozef (Efraïm) en Juda en het Koninkrijk.
Via Ezechiel komen Gog en Magog ter sprake. In de Joodse visie zijn dat de volkeren (volgens het getal zeventig) die zullen optrekken tegen Israel en zijn Messias. Diverse sites worden door de auteur aangehaald om de gevaren van Gog en de engelvorst Sammaël te illustreren. Op grond van een midrasj concludeert hij dat Gog en Magog door God zelf vernietigd zullen worden. Hoe verder de tijd verstrijkt, des te actueler worden volgens de auteur onvervulde profetieën. De auteur noemt in het bijzonder de Turkse haat tegen Israel.
BRONNEN
Het uitgangspunt van dr. Moolenbroek, de geschiedenis van Ezau en Edom, is belangwekkend en het spoor van zijn analyse van de geslachtslijsten in het O.T. is goed te volgen. Ook de lessen die hij uit het Amalek-patroon trekt, zijn nuttig. Wanneer de verborgen strijd om het Koninkrijk echter ter sprake komt, lijkt de auteur weleens de regie te verliezen. Dat de bronnen van de auteur niet altijd even deugdelijk zijn, blijkt uit zijn bijlage over de ‘Rothschild dynastie’. Daarin betoogt hij dat de overeenkomsten tussen de praktijken van Edom en die van de Rothschilds bijzonder treffend zijn en poneert zelfs dat de geldmacht in de huidige wereld bij enkele Joodse families berust. Het was gepaster geweest als de auteur de aandacht gevestigd had op bronnen die met de mythe over het Joodse geld hebben afgerekend. Ik noem hier slechts de brede analyse van Jacques Attali, ‘Les Juifs, le monde et l’argent. Histoire économique du peuple juifs’ uit 2002. Attali betoogt dat tal van banken die in Europa door Joden waren opgericht onder het nazisme zijn verdwenen en nooit meer uit het puin zijn opgestaan. Degenen die nog de leiding hebben, drukken er geen Joods stempel meer op. Er is volgens Attali dan ook bijna geen ‘joods geld’ meer.
De auteur rekent ten slotte op grond van Rom. 11 niettemin pertinent af met de opvatting dat de rol van Israel na de komst van Christus is uitgespeeld (tegenover het standpunt van A. van de Beek en B. Maljaars) en meent dat elke generatie tot taak heeft om Amalek te ontmaskeren. Amalek kan zich etnisch en goddeloos profileren door Israel het recht op het beloofde land te ontzeggen, maar is volgens hem ook het archetype van agressiviteit tegen zwakke en weerloze mensen. Hij citeert daarbij de voormalige jihadist Walid Shoebat, die in de terreur van gewelddadige islamitische stromingen Amalek herkent: ‘Sla de krant open en je treft er Amalek aan.’
Dag Anco, Je opmerking dat Ezau / Amalek wel eens terug te zien is in het moderne Turkije, zou wel eens heel waar kunnen zijn. Turkije de leider vd wereldwijde Umma vd snel opkomende islam wereldwijd, is olv Erdogan (lid NAVO) bezig om het in 1924 gevallen 7e Turks-Islam kalifaat (kopwond uit Openb) weer op te richten als het 8ste Turkse kalifaat. Het Turkse leger is minstens zo sterk als dat van Frankrijk, Italie en Duitsland bij elkaar. Overigens is hij met de OIC bezig een leger te formeren van 5 miljoen islamitische soldaten, waaronder IS jongens, om met name Israël te veroveren en weg te vegen. Moslim broederschap en Hamas lopen bij hem in en uit. De IS -ers zet hij ook al breed in bij de verovering van Nrd Afrika (Lybie, Tsjaad, Mauritanië etc). Nrd Afrika was onderdeel van Turks kalifaat. Verder is hij ook bezig in Bulgarije, Griekenland (eilanden) , Azerbardian, Nrd Irak, Cyprus, Syrie en Libanon en…hele oostelijke Middellandse zee. Verder heeft Turkije een heel lange arm in Europa (mn Duitsland).
Het Turks islamisme is sterk nationalistisch (ideeengoed a la Duits nazisme).
We gaan nog veel horen van Turkije (het land van Magog) horen.
Shalom
Peter Verschoor