Browse Category

Edom

Ezau, hij is Edom

Recensie door Jacco Stijkel

Verschenen in Uitdaging, mei 2017

Dr. F. de Graaff schreef in de jaren zeventig tot negentig van de vorige eeuw een aantal opmerkelijke metahistorische boeken. Metahistorie wil zeggen: de geschiedenis achter de geschiedenis; hoe de geestelijke machten de wereldgeschiedenis bepalen. In boeken als ‘Het geheim van de wereldgeschiedenis’ en ‘Israël – Hellas – Rome’ staat de strijd tussen Israël en Ezau (Edom, Rome) centraal. W.J. Ouweneel borduurde hierop voort met zijn metahistorische trilogie ‘De negende koning’, ‘De zevende koningin’ en ‘De zesde kanteling’.

Met ‘Ezau, hij is Edom’ heeft Anco van Moolenbroek ook een metahistorisch boek geschreven. Hij richt zich in zijn boek vooral op de heilsgeschiedenis. Van Moolenbroek laat de lijnen zien van Ezau en zijn nakomelingen, die altijd erop gericht zijn Jakob (Israël) zijn eerstegeboorterecht te ontnemen, en met God geen rekening willen houden en zelf de macht op aarde willen hebben. In het eerste deel van het boek focust de auteur zich vooral op Ezau/Edom, maar in het grootste deel gaat het vooral om die kleinzoon van Ezau, waarin de satan zich het duidelijkst manifesteert: Amalek.

Van Moolenbroek spreekt van een Amalek-patroon. De auteur onderscheidt zeven fasen of thema’s die rondom een aanval van Amalek op (een fase van) het Koninkrijk van God staan. Dit wordt uitvoerig besproken in de geschiedenissen van bijvoorbeeld Abraham, David en Saul en Esther. Sterk vind ik vooral ook hoe Van Moolenbroek lijnen trekt naar de eindtijdelijke strijd van Gog/de Antichrist. Hij komt door het gebruik van het Amalek-patroon op zienswijzen die ik nog niet eerder was tegengekomen in boeken over dit onderwerp. Mooi ook dat de auteur dichtbij de Bijbel blijft en zich niet verliest in allerlei speculatieve ideeën. Wat mij betreft had juist de toekomst nog wel een grotere plaats mogen krijgen in dit boek.

‘Ezau, hij is Edom’ is een lijvig boek met ruim 400 pagina’s en bijna duizend voetnoten. Met recht een studieboek. Desondanks leest het boek behoorlijk vlot, al moet ik wel zeggen dat op een gegeven moment het Amalek-patroon continu wel heel gedetailleerd wordt besproken, waardoor het teveel een herhaling van de stof is.

Voor wie geïnteresseerd is in meta-historie, het Oude Testament en/of de eindtijd, is ‘Ezau, hij is Edom’ een aanrader. Het boek zet je bovendien zeker aan het nadenken. Want zoals elke goede studie roept het ook vragen op. Wat mij ook aanspreekt is dat Van Moolenbroek onze huidige tijd in een ander perspectief zet: in elke generatie is Amalek. En daarmee zijn we ten diepste weer bij de kern van het betoog van dr. De Graaff: het geheim van de wereldgeschiedenis is die tussen Israël en Rome. In Rome waart de geest van Amalek.

Strijd tussen Jakob en Ezau Rol van Israel nog niet uitgespeeld

Recensie door Dr. L. Engelfriet

Verschenen in: Kerk en Israël, 1 december 2017

Bioloog Van Moolenbroek brengt in deze breedvoerige studie de afstammelingen van Ezau in kaart. De Edomieten manifesteren zich in de Bijbel en in de geschiedenis als vijanden van Israel, in het bijzonder Ezau’s kleinzoon Amalek. De auteur vindt in iedere generatie het spoor van Amalek verborgen of openlijk terug in de satanische vijandschap tegen Israel en tegen de latere christelijke gemeente.

De gangbare uitleg van de list van Jacob als bedrog wordt door de auteur op grond van Rashi, F. de Graaff en I.J. Yuval afgewezen: zij zien de hielhouder als heilbrenger. Ezau verachtte het eerstgeboorterecht. Maar als zijn broer Jacob deze zegen krijgt, neemt hij zich voor zijn broer te doden. In de haat tegen zijn tweelingbroer Jacob onderscheidt de auteur drie lagen: de levensloop van de broers zelf, de uitwerking van hun strijd in de geschiedenis als vervulde profetie, en de geestelijke strijd van ieder gelovig mens in zichzelf, die de auteur op grond van Genesis 3 herleidt tot de strijd tussen de oude en de nieuwe mens.

Gods doel is volgens de Schrift de vestiging van zijn Koninkrijk op aarde: tussen Genesis en Openbaring ligt volgens de auteur de wereldgeschiedenis, waarin de openbaring van Jezus Christus centraal staat. De Bijbelse geschiedenis bevat verborgenheden. Wat erin zichtbaar is, noemt hij een schaduwbeeld van het onzichtbare. Edom is ook na de ‘bijbeltijd’ verborgen aanwezig. Met instemming verwijst de auteur naar de rabbijnse opvatting dat de tegenstelling tussen Jacob-Israel en Ezau-Edom en Rome de hele wereldgeschiedenis beïnvloedt.
In deel I van het boek wordt Amalek gevolgd. Hij is de personificatie van het kwaad; en zijn nakomelingen zijn ‘werktuigen’ van de satan. Hij verschijnt in elke nieuwe fase van de totstandkoming van het Koninkrijk volgens een vast patroon.

Deel II werkt dit Amalek-patroon via het optreden van de satan uit; daarmee krijgt dit spoor een metahistorisch karakter. Via zijn werktuigen dwarsboomt Amalek-satan de opdrachten van Israel, te beginnen bij Abram. Deze vijandige reactie mondt uit in een strijd die door Abram en zijn latere medestanders gewonnen wordt en leidt tot een vernieuwing van het verbond met God.

NAMEN EN GETALLEN
Naamlijsten in de Bijbel vertellen volgens de auteur een verhaal. Hij poneert daarom dat Genesis geen chronologisch, maar een profetisch boek is. De verkondiging van de komst als redder, en van de wederkomst van Jezus Christus als rechter leest hij erin. Dat doet hij onder meer op grond van de rolverdeling van diverse tweelingen. Behalve Jacob en Ezau zijn dat Perez en Zera. Zera zou als eerste geboren worden, maar is als tweede gekomen. Hoewel Perez in de geslachtslijn van Jezus Christus staat, is ook Zera (God heeft geschitterd) opgenomen in de proloog van het evangelie van Mattheüs.

In de waarde van de 42 geslachten (Mat.1) ziet de auteur de verlossing uitgedrukt. Ezau brengt de wetteloze mens voort, die hij met de satan en met de antichrist wil vereenzelvigen. Hij baseert deze veronderstelling op het verschil tussen de namen van de eerste zonen van Ezau met die van de laatste zonen.
Het aantal van de laatsten als stamhoofden is volgens Gen. 36 gereduceerd tot 14. Zij staan tegenover de 14 zielen van Rachel. In de opsomming van deze stamvorsten zijn de namen van de nakomelingen van Ezau met verwijzing naar God (Elifaz en Rehuel) echter verdwenen. Die verdwijning correspondeert volgens de auteur met de godloze verlossing die Ezau — als ‘de natuurlijke mens op aarde’ — nastreefde. Het getal 14 duidt op een machtige hand (Hebreeuws: jad, Jod-10 en Dalet-4), die verlost. Maar die hand is bij Ezau, wiens dood en leeftijd in de twee toledots van Gen. 36 niet vermeld worden, uitsluitend gericht op uitbreiding van macht in de tegenwoordige wereld.

Bijzondere aandacht krijgt het zogenoemde Amalek-patroon. Ezau vermengde zich met de inwoners van Seïr, en zijn zoon Elifaz verwekte bij de vrouw van Seïr dochter Timna. Bij Timna verwekte Elifaz incestueus Amalek, de aartsvijand van Jacob-Israel. Amalek is fundamenteel onmenselijk. Hij zaait twijfel. De Amalekieten zijn wreed en laf en vallen Israel in de rug aan en castreerden gevangen genomen Israëieten om de besnijdenis te bespotten. De auteur verwijst hierbij naar Joodse bronnen die aangeven dat Amaleks poging tot uitwissing van de Tora van de schepping een chaos zou maken. Israel moet de herinnering aan Amalek dan ook uitwissen.

Keert Amalek terug in het verhaal van Esther? Amalek was onderworpen door David en onder Hizkia uitgeroeid, maar een deel van de Amalekieten is volgens de auteur evenals het tienstammenrijk verstrooid onder andere volken. Hij baseert daarop dat de strijd tegen het Joodse volk sinds de verstrooiing wereldwijd wordt gevoerd. En het verklaart volgens de auteur ook dat het plan van de Agagiet Haman in de wereld van toen een vruchtbare voedingsbodem vond. De auteur trekt de Joodse veronderstelling in twijfel dat Agag, de koning van de Amalekieten, in de nacht voor zijn dood nog een nakomeling verwekt heeft. Volgens hem kunnen er onder de Amalekieten die Saul heeft laten leven, Agagieten in Perzië overgebleven zijn. 

De auteur houdt het bovendien voor mogelijk dat Ezau de voorvader van het moderne Turkije zou kunnen zijn, omdat er Amalekieten vanuit Edom naar Centraal Azië getrokken zijn. Het Amalek-patroon is volgens de auteur uit het boek Esther niet op te maken. Daarom analyseert hij de chronologie rondom de ballingschap, en concludeert daaruit dat de geschiedenis van Esther en Haman is ingebed in het herstel van stad, tempel en volk. In dit patroon wordt volgens de auteur duidelijk zichtbaar dat Amalek in de persoon van Haman de bedoeling had om het volk Israel volkomen van de aardbodem te laten verdwijnen.

Alles duidt er dan volgens de auteur op, ‘dat de komst van de Messias eens te meer noodzakelijk wordt gemaakt.’ Het visioen van Daniel spreekt van zeventig jaarweken, en de profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi hebben volgens de auteur allemaal kenmerken van diens komst geprofeteerd, maar in het Oude Testament lezen we niet meer over een aanval van Amalek.

JEZUS EN DE SATAN
Als lsraels grote Zoon in de persoon van Jezus Christus in de wereld komt, wordt ook de persoon van de Satan zichtbaar. De auteur ziet in de satan tenminste de fysieke verschijning van Amalek, omdat zijn optreden volgens Mattheüs past in zijn Amalek-patroon. De auteur legt in zijn uitleg van het N.T. nog wel een schematisch verband met de voorgeschiedenis van het volk Israel en diens vijanden, maar de relatie tussen Jezus en Israel komt onder spanning te staan. De auteur ziet wel raakpunten, zoals de roeping uit Egypte, maar ziet in de 42 geslachten geen uitdrukking van de betekenis van het gehele volk Israel dat volgens Num. 33 in de woestijn 42 plaatsen aandoet. In de stamboom van Mattheüs worden behalve Juda ook de broers genoemd; de auteur vindt alleen Zera bijzonder. Wel noemt hij de bedreiging door de Edomiet Herodes, maar hij reduceert de groepering van de Farizeeën ten onrechte in haar geheel tot slangenkinderen. De doop van Jezus, die aan zijn bediening voorafgaat, wordt vergeleken met de doortocht door de
Rode Zee. Maar de onderdompeling wordt door de auteur niet met sterven in verband gebracht. Het vervullen van gerechtigheid door ‘ons’ beperkt de auteur ten onrechte tot Jezus en zijn voorloper Johannes (Elia). De gerechtigheid is immers aan heel Israel opgelegd, vergelijk Deut. 6. Er zijn bovendien meer voorlopers; de auteur noemt zelf de nazireeër Simson. Ik denk aan Abraham en anderen (Rom. 4:9 en Hebr. 11).

Bij de verzoeking in de woestijn trekt de auteur dogmatische parallellen vanuit het drievoudig ambt: priesterlijk, profetisch en koninklijk zijn de verzoekingen ‘om bezit (levensbehoefte), relatie (vertrouwen), heerschappij (autonomie)’. De overwinning ligt volgens hem echter op geestelijk vlak: Jezus verslaat de satan met het Woord. Ik verwachtte hier in de lijn van Ezau en het schema van Amalek een opmerking over de pretentie van de satan dat hij zichzelf opwerpt als de beste zoon van God. Jezus doet dat niet, maar toont dat hij als Mensenzoon gezonden is om de Tora en de profeten te vervullen.

Over de Bergrede merkt de auteur op: ‘De grondwet van het Koninkrijk der hemelen is de Bergrede’. Hij interpreteert deze rede als een exclusief pleidooi voor vergeestelijking: het gaat niet om de letter, maar om de geest van de wet. ‘Niet langer woont JHWH in een stenen tempel, maar in de harten van zijn kinderen. Daarom is ons lichaam ook een tempel van de Heilige Geest.’ Dat is stichtelijk gezegd, maar gaat toch wet voorbij aan de verzwaring van de geboden, die Jezus beoogt. De auteur plooit met zijn tegenstelling tussen letter en geest de tittels en jota’s van de Tora al te gemakkelijk in een geestelijk schema. Jezus vergeestelijkt de menselijke natuur echter niet, maar laat zien dat die gezuiverd moet worden, evenals de tempel. De auteur begon zijn boek immers nog met Da Costa’s waarschuwing voor het gevaar van vergeestelijking van het Koninkrijk op aarde.

ALLE DETAILS VERWIJZEN NAAR CHRISTUS
De auteur spreekt na de verzoeking van een aanval op de ‘Gemeente’ van het Nieuwe Testament. Hij ziet die aanval als een onderdeel van Gods heilsplan. Daarbij stelt hij de cruciale vraag naar de verhouding tussen het ‘natuurlijke’ volk Israel en de ‘Gemeente’. De introductie van de gemeente brengt de auteur in exegetische moeilijkheden, die hij niet met de hem aansprekende hermeneutiek van dr. James Jordan kan oplossen. Diens uitlegkunde is typologisch en wil Christus in elk detail van het O.T. terugvinden. Jordan leest het O.T. vanuit de exegese van het N.T. De auteur loops m.i. vast in de exegese van Mat. 7 en 21 waarin sprake is van een ander volk, aan wie het Koninkrijk van God gegeven zal worden. Hij meent dat de Romeinse hoofdman van de ‘Gemeente’ daarvan het model is en maakt daarnaast melding van Joodse vijandschap tegenover christenen en Joods geweld tegen vermeende nakomelingen van Amalek.

De auteur besteedt veel aandacht aan de kritiek van Jezus op de Farizeeën, maar te weinig aandacht aan zijn missie die gericht is op het volk van het land. Waarom is dat deel van Israel niet het andere volk, bij wie de latere christenen uit de volkeren zich hebben aangesloten? Anderzijds moet gezegd worden dat hij, anders dan theologen die de blijvende betekenis van Israel ontkennen, de doorgaande lijn van het volk van de Tora volledig respecteert, de anti-judaïstische visie van de kerkvaders afwijst en de kerk van Rome met Edom (Ezau) identificeert. Het herstel van Israel en het koningschap van David krijgen volgens de auteur in vier fasen vorm: het land, het volk, de eenheid van Jozef (Efraïm) en Juda en het Koninkrijk.

Via Ezechiel komen Gog en Magog ter sprake. In de Joodse visie zijn dat de volkeren (volgens het getal zeventig) die zullen optrekken tegen Israel en zijn Messias. Diverse sites worden door de auteur aangehaald om de gevaren van Gog en de engelvorst Sammaël te illustreren. Op grond van een midrasj concludeert hij dat Gog en Magog door God zelf vernietigd zullen worden. Hoe verder de tijd verstrijkt, des te actueler worden volgens de auteur onvervulde profetieën. De auteur noemt in het bijzonder de Turkse haat tegen Israel.

BRONNEN
Het uitgangspunt van dr. Moolenbroek, de geschiedenis van Ezau en Edom, is belangwekkend en het spoor van zijn analyse van de geslachtslijsten in het O.T. is goed te volgen. Ook de lessen die hij uit het Amalek-patroon trekt, zijn nuttig. Wanneer de verborgen strijd om het Koninkrijk echter ter sprake komt, lijkt de auteur weleens de regie te verliezen. Dat de bronnen van de auteur niet altijd even deugdelijk zijn, blijkt uit zijn bijlage over de ‘Rothschild dynastie’. Daarin betoogt hij dat de overeenkomsten tussen de praktijken van Edom en die van de Rothschilds bijzonder treffend zijn en poneert zelfs dat de geldmacht in de huidige wereld bij enkele Joodse families berust. Het was gepaster geweest als de auteur de aandacht gevestigd had op bronnen die met de mythe over het Joodse geld hebben afgerekend. Ik noem hier slechts de brede analyse van Jacques Attali, ‘Les Juifs, le monde et l’argent. Histoire économique du peuple juifs’ uit 2002. Attali betoogt dat tal van banken die in Europa door Joden waren opgericht onder het nazisme zijn verdwenen en nooit meer uit het puin zijn opgestaan. Degenen die nog de leiding hebben, drukken er geen Joods stempel meer op. Er is volgens Attali dan ook bijna geen ‘joods geld’ meer.

De auteur rekent ten slotte op grond van Rom. 11 niettemin pertinent af met de opvatting dat de rol van Israel na de komst van Christus is uitgespeeld (tegenover het standpunt van A. van de Beek en B. Maljaars) en meent dat elke generatie tot taak heeft om Amalek te ontmaskeren. Amalek kan zich etnisch en goddeloos profileren door Israel het recht op het beloofde land te ontzeggen, maar is volgens hem ook het archetype van agressiviteit tegen zwakke en weerloze mensen. Hij citeert daarbij de voormalige jihadist Walid Shoebat, die in de terreur van gewelddadige islamitische stromingen Amalek herkent: ‘Sla de krant open en je treft er Amalek aan.’

Edom en Amalek staan voor rooms en islamitisch antisemitisme

Kees Bloed schreef deze recensie op MessiaNieuws:

Edom en Amalek zijn geen populaire tags. Wie heeft het nu over die bijbelse volken van ruim 3000 jaar geleden?

Anco van Moolenbroek, tevens blogger op MessiaNieuws.nl, schreef er een boek over: ‘Ezau, hij is Edom’. Edom en Amalek blijken verrassend actueel.

‘De verborgen strijd om het Koninkrijk’ is de ondertitel van dit boek. Edom en Amalek staan namelijk symbool voor de machten die het herstel van Israël bestrijden. Edom doet dat subtiel en probeert Israël naar de kroon te steken. Amalek stoort zich aan God noch gebod en is in staat om Israël uit te roeien met afschuwelijke middelen. Uit Amalek kwam bijvoorbeeld een van de ‘uitvinders’ van de genocide voort: Haman, de Perzische hofmeier die het Joodse volk door middel van een gericht vernietigingsplan wilde uitroeien.

Wie zich in deze duistere en negatieve machten verdiept, moet uitgerust zijn met het nodige incasseringsvermogen. De aarde is roodgekleurd van het bloed dat door het geweld van deze twee volken heeft gevloeid. De cover van het boek laat deze met bloed doordrenkte grond zien. Edom is er zelfs naar genoemd, bloedrood betekent zijn naam. Amalek is ‘het uitverkoren volk van satan’ zelf, dat nog veel meer wil dan louter bloed zien.

Hermeneutiek

Gedegen Bijbelstudie wordt vanuit de Hebreeuwse brontekst gedaan. Zeker zo uitgebreid als in dit boek, is dat een schitterende aanwinst. Maximalistische hermeneutiek heet dat, zoals uitgelegd in de verantwoording (p. 387-388). Het is het uitpluizen van een bijbels thema tot op het bot. Van Moolenbroek doet recht aan de letterlijke tekst en haalt er de nodige commentaren en context bij. Daarnaast legt hij verbanden en proeft voorzichtig aan verborgen betekenissen. Daaruit blijkt een goed gebruik van de Joodse exegese (PaRDeS). Het Hebreeuws is soms wat zwak, de onderbouwing van gemaakte vertaalkeuze’s is vrijwel nihil. Toch is dit een stap vooruit, omdat de meeste christelijke auteurs het Hebreeuws helemaal links laten liggen.

Wat mij betreft is dit boek de eerste van velen, die nu een Bijbels thema op messiaanse wijze uitpluizen. De Hebreeuwse denkwereld blijkt doordat Van Moolenbroek zijn studies van Edom en Amalek opschreef als toldot (geschiedenisrollen). De ontdekkingen en profetische doorkijkjes die de lezer hierdoor krijgt, zullen zij die hun Hebreeuwse wortels waarderen, flink opbouwen!

Toldot Edom

Edom en Amalek worden afzonderlijk behandeld in twee aparte delen. Bij Edom wordt uitgegaan van Genesis 36, één van de meest verwaarloosde hoofdstukken uit de Bijbel.

Koning Hadad van Edom blijkt een type te zijn van de antichrist. Hadad (de achtste koning van Edom) verwijst naar het beest uit de zee van Openbaring 13. Zijn vrouw is de vrouw op het bloedrode beest in Openbaring 17 (p. 75). De lijnen die zo gelegd worden, mogen suggestief lijken, deze manier van omgaan met de Bijbel doet recht aan de Hebreeuwse denkwereld. Van Moolenbroek laat zowel Joodse als christelijke bronnen spreken. Maar telkens zijn de conclusies getrokken op basis van Hebreeuwse denklijnen uit de Bijbel zelf. En dat intrigeert enorm! Wie dus meer wil weten over de antichrist, moet Edom leren kennen. Want de antichrist draagt ‘in elk geval het karakter van Edom’ en heeft dezelfde intenties als hij. Als we daarop afgaan komt Rome in beeld, de kerk die het eerstgeboorterecht van Israël afpakte door de vervangingsleer.

Toldot Amalek

Telkens wanneer een uittocht wordt gevolgd door een speciale ontsnapping en beproeving kun je Amalek verwachten in de Bijbel. Amalek komt telkens naar voren op het scharnierpunt naar overwinning, zegen en een verbond met God. Het Amalek-patroon wordt al aangetroffen in Genesis 14. Voordat Amalek genoemd wordt, is Abram uitgeleid uit Ur, ontsnapt uit Charan, beproefd in Egypte en door zijn neef Lot. Na de overwinning komt het verbond met God en de zegen van de geboorte van Abrahams zonen. Dit patroon herhaalt zich meerdere malen in de Bijbel. In de toekomst, tijdens het herstel van alle dingen, zal Amalek als Gog en Magog optreden. Vandaag is Amalek vooral zichtbaar in de afschuwelijke terreur van islamitische sektes zoals Hamas en ISIS.

Het feit dat veel details zo uitgebreid naar voren komen, zal sommige lezers misschien vermoeien. De vertaling van veel Hebreeuwse woorden is soms ook wat onduidelijk doordat alle mogelijke opties worden opgesomd, zonder dat een keuze wordt gemaakt. Maar wie rustig de aangegeven bijbelgedeelten leest en de lijn van het boek volgt, zal een schat vinden! Telkens krijg je inkijkjes met een bijzondere insteek, die ook nuttig zijn voor ons leven nu.

Citaat

Tot slot nog een citaat om iets te kunnen proeven van de manier waarop Van Moolenbroek de Bijbel aan onze tijd verbindt.

“De Egyptenaren worden economisch geruïneerd, het leiderschap en het militaire apparaat gedecimeerd, de bevolking in diepe rouw gedompeld, en hun godendom blijkt nep te zijn. Dat is alsof we een omwenteling getekend zien zoals we in onze tijd meegemaakt hebben.” (p. 170-171)

Gebeurt in onze tijd niet hetzelfde? Denk aan de economische ruïnering door de wereldoorlogen. Daarna de geleidelijke afbraak van leiderschap en strijdkrachten. Het westen van nu kent allerlei burnins en burnouts en een heel spectrum aan deprimerende ziektes en syndromen. Dagelijks worden we opgeschrikt door zelfmoord, en goden worden door iedereen uitgelachen. Zitten we al in een opmaat naar een volgend stadium in het Amalek-patroon?

Van Moolenbroek, A. (2016) Ezau, hij is Edom, de verborgen strijd om het Koninkrijk. Uitgeverij Aspekt, € 29,95

What’s in a name?

“What’s in a name?

That which we call a rose
By any other name would smell as sweet.”

Veelvuldig wordt deze zin uit Shakespeares Romeo en Juliet aangehaald. Een naam is volgens Juliet niets anders dan een betekenisloze afspraak. Zij heeft niet de naam, maar de persoon lief. Waarop Romeo zijn afkomst afzweert.

En toch… vinden wij het niet om het even hoe wij onze kinderen noemen.
Door naamgeving leggen wij verband met het verleden; we ver-noemen.
Door naamgeving kunnen we het heden benoemen. Wij noemen hem… Zij heet…
Door naamgeving spreken wij verwachting uit naar de toekomst. Want daar komt de betekenis van onze naam tot uitdrukking.

Kort na het verschijnen van mijn boek over Ezau ontving ik het volgende mailtje:

Momenteel ben ik 33 weken zwanger van ons zoontje. Wij willen hem Esau noemen. Wij vinden het een prachtige naam, op de echo was een grote bos haar te zien, én mijn vriend heeft rood haar (wij hopen dat Esau dat ook krijgt. Dat zou compleet zijn). Echter, als wij de diepte in duiken over deze naam, komen wij verschillende verhalen en uitleg tegen over wie Esau/Ezau was. Even kort; het goede of het kwade? Wellicht een ietwat vreemde vraag maar zou u een korte uitleg kunnen geven over uw visie/ontdekkingen? (…) Wij hebben geen twijfels over de naam maar het is lastig om een korte uitleg te geven van wie Esau/Ezau werkelijk was. (…)”

Wie was Ezau? En beoogt zijn naam het goede of het kwade te betekenen? Dat zijn wezenlijke vragen!

De ouders van Ezau hebben hem vast geen naam gegeven met de bedoeling dat het een negatieve betekenis zou hebben. Toen hij geboren was, bleek hij volledig behaard te zijn, als een haren kleed. Daarom noemden zij hem Ezau, de harige. Hij was de oudste van een tweeling. Zijn broer die hem volgde, werd Jacob genoemd. Dat is: hij die volgde. Want hij bleek de hiel van zijn broer Ezau vast te houden. Het Hebreeuwse woord voor hiel en de naam Jacob hebben dezelfde woordstam.

Zo werd de eerste genoemd naar zijn uiterlijk, en de tweede naar zijn gedrag.

Beide jongens groeien op. Ezau zwerft als jager rond, terwijl Jacob thuis blijft. En op zeker moment komt Ezau terug van de jacht en is hij uitgehongerd. Hij ziet dat Jacob gekookt heeft. Een rode linzensoep. En Ezau zegt: laat mij slurpen van het rode, het rode. En daarom werd hij van die dag af ook Edom genoemd. Dat betekent Rood. En zo zag hij er ook uit toen hij geboren werd: niet alleen harig, maar ook rossig. Weer krijgt Ezau een naam naar zijn uiterlijk, naar wat zichtbaar is.

Maar of een naam een positieve lading heeft vooral te maken met gedrag en karakter. Ezau werd als eerste geboren en hij stond in de lijn van de eerstgeborenen. De eerstgeborene had recht op een dubbel deel van de erfenis, maar had vooral ook de verantwoordelijkheid om in opdracht van God zijn familie/volk te leiden in het goede. Zo is het eerstgeboorterecht een gave én een opgave. Echter, Ezau stelde geen prijs op zijn recht en verkocht het aan zijn broer Jacob. In ruil voor een hap van het rode. Later heeft hij daar veel spijt van gehad, maar toen was het te laat. Hij heeft Jacob daarom naar het leven gestaan. En zijn nakomelingen, de Edomieten, deden hetzelfde met de Israëlieten, de nakomelingen van Jacob. Want ook Jacob kreeg een andere naam: Israël. Dat is: Strijder Gods.

De Bijbel tekent Ezau als een levensgenieter, een jager. Als iemand die voor het hier-en-nu leeft. Een hedonist. Want je maakt naam vanuit datgene waar je het meest naar verlangt; vanuit datgene wat je doet. In het kort koos Ezau dus voor zichzelf. Of beter gezegd, hij wilde zijn verantwoordelijkheid niet dragen.

Je naam is wie je bent. Dat is je identiteit. Met onze naam kunnen we geroepen worden. Geroepen met een bedoeling. Met de bedoeling dat je je verantwoordelijkheid neemt. Het Hebreeuwse woord voor noemen is qara. Al in het eerste hoofdstuk van de bijbel wordt dat woord gebruikt. God noemde het licht dag en de duisternis nacht. Zijn dat ook niet beelden van goed en kwaad? Want wie kwaad doet, doet iets wat het daglicht niet kan verdragen. De nacht is voor het ongedierte.

Iedere ouder heeft het geluk van zijn kinderen voor ogen. Echt gelukkig ben je als je tot je doel komt. Ezau was niet echt gelukkig. Dat blijkt wel uit zijn leven. Altijd jaagde hij naar het geluk, maar hij raakte verbitterd omdat hij het geluk niet vond. En dat was zijn eigen schuld. De Edomieten hadden geen beste naam. Niettemin, de Israëlieten moesten mededogen hebben met hen: “want hij is uw broer!”. En er waren Edomieten die Israëliet werden.

Zo kijkt God nog steeds om naar wie zijn eigen gang wil gaan; die alleen leeft voor het hier-en-nu. Met mededogen. Het bleef bij Hem niet alleen bij kijken. Nee, Hij kwam en handelde als een echte Israëliet, een Strijder Gods. Jezus Christus, de Naam boven alle namen. Het is ook de enige Naam waardoor we het geluk kunnen vinden.

Want God heeft ons geluk voor ogen.

Romeo en Juliet kwamen uit families die elkaar bevochten. What’s in a name. Als een roos anders genoemd zou zijn, zou deze nog steeds lekker ruiken. Wie genoemd wordt naar de Naam van Christus wordt geroepen om de geur van Christus te verspreiden. Zodat ook anderen kennis krijgen van deze Naam.

Want God heeft hun geluk voor ogen.