Ezau, hij is Edom

Recensie door Jacco Stijkel

Verschenen in Uitdaging, mei 2017

Dr. F. de Graaff schreef in de jaren zeventig tot negentig van de vorige eeuw een aantal opmerkelijke metahistorische boeken. Metahistorie wil zeggen: de geschiedenis achter de geschiedenis; hoe de geestelijke machten de wereldgeschiedenis bepalen. In boeken als ‘Het geheim van de wereldgeschiedenis’ en ‘Israël – Hellas – Rome’ staat de strijd tussen Israël en Ezau (Edom, Rome) centraal. W.J. Ouweneel borduurde hierop voort met zijn metahistorische trilogie ‘De negende koning’, ‘De zevende koningin’ en ‘De zesde kanteling’.

Met ‘Ezau, hij is Edom’ heeft Anco van Moolenbroek ook een metahistorisch boek geschreven. Hij richt zich in zijn boek vooral op de heilsgeschiedenis. Van Moolenbroek laat de lijnen zien van Ezau en zijn nakomelingen, die altijd erop gericht zijn Jakob (Israël) zijn eerstegeboorterecht te ontnemen, en met God geen rekening willen houden en zelf de macht op aarde willen hebben. In het eerste deel van het boek focust de auteur zich vooral op Ezau/Edom, maar in het grootste deel gaat het vooral om die kleinzoon van Ezau, waarin de satan zich het duidelijkst manifesteert: Amalek.

Van Moolenbroek spreekt van een Amalek-patroon. De auteur onderscheidt zeven fasen of thema’s die rondom een aanval van Amalek op (een fase van) het Koninkrijk van God staan. Dit wordt uitvoerig besproken in de geschiedenissen van bijvoorbeeld Abraham, David en Saul en Esther. Sterk vind ik vooral ook hoe Van Moolenbroek lijnen trekt naar de eindtijdelijke strijd van Gog/de Antichrist. Hij komt door het gebruik van het Amalek-patroon op zienswijzen die ik nog niet eerder was tegengekomen in boeken over dit onderwerp. Mooi ook dat de auteur dichtbij de Bijbel blijft en zich niet verliest in allerlei speculatieve ideeën. Wat mij betreft had juist de toekomst nog wel een grotere plaats mogen krijgen in dit boek.

‘Ezau, hij is Edom’ is een lijvig boek met ruim 400 pagina’s en bijna duizend voetnoten. Met recht een studieboek. Desondanks leest het boek behoorlijk vlot, al moet ik wel zeggen dat op een gegeven moment het Amalek-patroon continu wel heel gedetailleerd wordt besproken, waardoor het teveel een herhaling van de stof is.

Voor wie geïnteresseerd is in meta-historie, het Oude Testament en/of de eindtijd, is ‘Ezau, hij is Edom’ een aanrader. Het boek zet je bovendien zeker aan het nadenken. Want zoals elke goede studie roept het ook vragen op. Wat mij ook aanspreekt is dat Van Moolenbroek onze huidige tijd in een ander perspectief zet: in elke generatie is Amalek. En daarmee zijn we ten diepste weer bij de kern van het betoog van dr. De Graaff: het geheim van de wereldgeschiedenis is die tussen Israël en Rome. In Rome waart de geest van Amalek.

Strijd tussen Jakob en Ezau Rol van Israel nog niet uitgespeeld

Recensie door Dr. L. Engelfriet

Verschenen in: Kerk en Israël, 1 december 2017

Bioloog Van Moolenbroek brengt in deze breedvoerige studie de afstammelingen van Ezau in kaart. De Edomieten manifesteren zich in de Bijbel en in de geschiedenis als vijanden van Israel, in het bijzonder Ezau’s kleinzoon Amalek. De auteur vindt in iedere generatie het spoor van Amalek verborgen of openlijk terug in de satanische vijandschap tegen Israel en tegen de latere christelijke gemeente.

De gangbare uitleg van de list van Jacob als bedrog wordt door de auteur op grond van Rashi, F. de Graaff en I.J. Yuval afgewezen: zij zien de hielhouder als heilbrenger. Ezau verachtte het eerstgeboorterecht. Maar als zijn broer Jacob deze zegen krijgt, neemt hij zich voor zijn broer te doden. In de haat tegen zijn tweelingbroer Jacob onderscheidt de auteur drie lagen: de levensloop van de broers zelf, de uitwerking van hun strijd in de geschiedenis als vervulde profetie, en de geestelijke strijd van ieder gelovig mens in zichzelf, die de auteur op grond van Genesis 3 herleidt tot de strijd tussen de oude en de nieuwe mens.

Gods doel is volgens de Schrift de vestiging van zijn Koninkrijk op aarde: tussen Genesis en Openbaring ligt volgens de auteur de wereldgeschiedenis, waarin de openbaring van Jezus Christus centraal staat. De Bijbelse geschiedenis bevat verborgenheden. Wat erin zichtbaar is, noemt hij een schaduwbeeld van het onzichtbare. Edom is ook na de ‘bijbeltijd’ verborgen aanwezig. Met instemming verwijst de auteur naar de rabbijnse opvatting dat de tegenstelling tussen Jacob-Israel en Ezau-Edom en Rome de hele wereldgeschiedenis beïnvloedt.
In deel I van het boek wordt Amalek gevolgd. Hij is de personificatie van het kwaad; en zijn nakomelingen zijn ‘werktuigen’ van de satan. Hij verschijnt in elke nieuwe fase van de totstandkoming van het Koninkrijk volgens een vast patroon.

Deel II werkt dit Amalek-patroon via het optreden van de satan uit; daarmee krijgt dit spoor een metahistorisch karakter. Via zijn werktuigen dwarsboomt Amalek-satan de opdrachten van Israel, te beginnen bij Abram. Deze vijandige reactie mondt uit in een strijd die door Abram en zijn latere medestanders gewonnen wordt en leidt tot een vernieuwing van het verbond met God.

NAMEN EN GETALLEN
Naamlijsten in de Bijbel vertellen volgens de auteur een verhaal. Hij poneert daarom dat Genesis geen chronologisch, maar een profetisch boek is. De verkondiging van de komst als redder, en van de wederkomst van Jezus Christus als rechter leest hij erin. Dat doet hij onder meer op grond van de rolverdeling van diverse tweelingen. Behalve Jacob en Ezau zijn dat Perez en Zera. Zera zou als eerste geboren worden, maar is als tweede gekomen. Hoewel Perez in de geslachtslijn van Jezus Christus staat, is ook Zera (God heeft geschitterd) opgenomen in de proloog van het evangelie van Mattheüs.

In de waarde van de 42 geslachten (Mat.1) ziet de auteur de verlossing uitgedrukt. Ezau brengt de wetteloze mens voort, die hij met de satan en met de antichrist wil vereenzelvigen. Hij baseert deze veronderstelling op het verschil tussen de namen van de eerste zonen van Ezau met die van de laatste zonen.
Het aantal van de laatsten als stamhoofden is volgens Gen. 36 gereduceerd tot 14. Zij staan tegenover de 14 zielen van Rachel. In de opsomming van deze stamvorsten zijn de namen van de nakomelingen van Ezau met verwijzing naar God (Elifaz en Rehuel) echter verdwenen. Die verdwijning correspondeert volgens de auteur met de godloze verlossing die Ezau — als ‘de natuurlijke mens op aarde’ — nastreefde. Het getal 14 duidt op een machtige hand (Hebreeuws: jad, Jod-10 en Dalet-4), die verlost. Maar die hand is bij Ezau, wiens dood en leeftijd in de twee toledots van Gen. 36 niet vermeld worden, uitsluitend gericht op uitbreiding van macht in de tegenwoordige wereld.

Bijzondere aandacht krijgt het zogenoemde Amalek-patroon. Ezau vermengde zich met de inwoners van Seïr, en zijn zoon Elifaz verwekte bij de vrouw van Seïr dochter Timna. Bij Timna verwekte Elifaz incestueus Amalek, de aartsvijand van Jacob-Israel. Amalek is fundamenteel onmenselijk. Hij zaait twijfel. De Amalekieten zijn wreed en laf en vallen Israel in de rug aan en castreerden gevangen genomen Israëieten om de besnijdenis te bespotten. De auteur verwijst hierbij naar Joodse bronnen die aangeven dat Amaleks poging tot uitwissing van de Tora van de schepping een chaos zou maken. Israel moet de herinnering aan Amalek dan ook uitwissen.

Keert Amalek terug in het verhaal van Esther? Amalek was onderworpen door David en onder Hizkia uitgeroeid, maar een deel van de Amalekieten is volgens de auteur evenals het tienstammenrijk verstrooid onder andere volken. Hij baseert daarop dat de strijd tegen het Joodse volk sinds de verstrooiing wereldwijd wordt gevoerd. En het verklaart volgens de auteur ook dat het plan van de Agagiet Haman in de wereld van toen een vruchtbare voedingsbodem vond. De auteur trekt de Joodse veronderstelling in twijfel dat Agag, de koning van de Amalekieten, in de nacht voor zijn dood nog een nakomeling verwekt heeft. Volgens hem kunnen er onder de Amalekieten die Saul heeft laten leven, Agagieten in Perzië overgebleven zijn. 

De auteur houdt het bovendien voor mogelijk dat Ezau de voorvader van het moderne Turkije zou kunnen zijn, omdat er Amalekieten vanuit Edom naar Centraal Azië getrokken zijn. Het Amalek-patroon is volgens de auteur uit het boek Esther niet op te maken. Daarom analyseert hij de chronologie rondom de ballingschap, en concludeert daaruit dat de geschiedenis van Esther en Haman is ingebed in het herstel van stad, tempel en volk. In dit patroon wordt volgens de auteur duidelijk zichtbaar dat Amalek in de persoon van Haman de bedoeling had om het volk Israel volkomen van de aardbodem te laten verdwijnen.

Alles duidt er dan volgens de auteur op, ‘dat de komst van de Messias eens te meer noodzakelijk wordt gemaakt.’ Het visioen van Daniel spreekt van zeventig jaarweken, en de profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi hebben volgens de auteur allemaal kenmerken van diens komst geprofeteerd, maar in het Oude Testament lezen we niet meer over een aanval van Amalek.

JEZUS EN DE SATAN
Als lsraels grote Zoon in de persoon van Jezus Christus in de wereld komt, wordt ook de persoon van de Satan zichtbaar. De auteur ziet in de satan tenminste de fysieke verschijning van Amalek, omdat zijn optreden volgens Mattheüs past in zijn Amalek-patroon. De auteur legt in zijn uitleg van het N.T. nog wel een schematisch verband met de voorgeschiedenis van het volk Israel en diens vijanden, maar de relatie tussen Jezus en Israel komt onder spanning te staan. De auteur ziet wel raakpunten, zoals de roeping uit Egypte, maar ziet in de 42 geslachten geen uitdrukking van de betekenis van het gehele volk Israel dat volgens Num. 33 in de woestijn 42 plaatsen aandoet. In de stamboom van Mattheüs worden behalve Juda ook de broers genoemd; de auteur vindt alleen Zera bijzonder. Wel noemt hij de bedreiging door de Edomiet Herodes, maar hij reduceert de groepering van de Farizeeën ten onrechte in haar geheel tot slangenkinderen. De doop van Jezus, die aan zijn bediening voorafgaat, wordt vergeleken met de doortocht door de
Rode Zee. Maar de onderdompeling wordt door de auteur niet met sterven in verband gebracht. Het vervullen van gerechtigheid door ‘ons’ beperkt de auteur ten onrechte tot Jezus en zijn voorloper Johannes (Elia). De gerechtigheid is immers aan heel Israel opgelegd, vergelijk Deut. 6. Er zijn bovendien meer voorlopers; de auteur noemt zelf de nazireeër Simson. Ik denk aan Abraham en anderen (Rom. 4:9 en Hebr. 11).

Bij de verzoeking in de woestijn trekt de auteur dogmatische parallellen vanuit het drievoudig ambt: priesterlijk, profetisch en koninklijk zijn de verzoekingen ‘om bezit (levensbehoefte), relatie (vertrouwen), heerschappij (autonomie)’. De overwinning ligt volgens hem echter op geestelijk vlak: Jezus verslaat de satan met het Woord. Ik verwachtte hier in de lijn van Ezau en het schema van Amalek een opmerking over de pretentie van de satan dat hij zichzelf opwerpt als de beste zoon van God. Jezus doet dat niet, maar toont dat hij als Mensenzoon gezonden is om de Tora en de profeten te vervullen.

Over de Bergrede merkt de auteur op: ‘De grondwet van het Koninkrijk der hemelen is de Bergrede’. Hij interpreteert deze rede als een exclusief pleidooi voor vergeestelijking: het gaat niet om de letter, maar om de geest van de wet. ‘Niet langer woont JHWH in een stenen tempel, maar in de harten van zijn kinderen. Daarom is ons lichaam ook een tempel van de Heilige Geest.’ Dat is stichtelijk gezegd, maar gaat toch wet voorbij aan de verzwaring van de geboden, die Jezus beoogt. De auteur plooit met zijn tegenstelling tussen letter en geest de tittels en jota’s van de Tora al te gemakkelijk in een geestelijk schema. Jezus vergeestelijkt de menselijke natuur echter niet, maar laat zien dat die gezuiverd moet worden, evenals de tempel. De auteur begon zijn boek immers nog met Da Costa’s waarschuwing voor het gevaar van vergeestelijking van het Koninkrijk op aarde.

ALLE DETAILS VERWIJZEN NAAR CHRISTUS
De auteur spreekt na de verzoeking van een aanval op de ‘Gemeente’ van het Nieuwe Testament. Hij ziet die aanval als een onderdeel van Gods heilsplan. Daarbij stelt hij de cruciale vraag naar de verhouding tussen het ‘natuurlijke’ volk Israel en de ‘Gemeente’. De introductie van de gemeente brengt de auteur in exegetische moeilijkheden, die hij niet met de hem aansprekende hermeneutiek van dr. James Jordan kan oplossen. Diens uitlegkunde is typologisch en wil Christus in elk detail van het O.T. terugvinden. Jordan leest het O.T. vanuit de exegese van het N.T. De auteur loops m.i. vast in de exegese van Mat. 7 en 21 waarin sprake is van een ander volk, aan wie het Koninkrijk van God gegeven zal worden. Hij meent dat de Romeinse hoofdman van de ‘Gemeente’ daarvan het model is en maakt daarnaast melding van Joodse vijandschap tegenover christenen en Joods geweld tegen vermeende nakomelingen van Amalek.

De auteur besteedt veel aandacht aan de kritiek van Jezus op de Farizeeën, maar te weinig aandacht aan zijn missie die gericht is op het volk van het land. Waarom is dat deel van Israel niet het andere volk, bij wie de latere christenen uit de volkeren zich hebben aangesloten? Anderzijds moet gezegd worden dat hij, anders dan theologen die de blijvende betekenis van Israel ontkennen, de doorgaande lijn van het volk van de Tora volledig respecteert, de anti-judaïstische visie van de kerkvaders afwijst en de kerk van Rome met Edom (Ezau) identificeert. Het herstel van Israel en het koningschap van David krijgen volgens de auteur in vier fasen vorm: het land, het volk, de eenheid van Jozef (Efraïm) en Juda en het Koninkrijk.

Via Ezechiel komen Gog en Magog ter sprake. In de Joodse visie zijn dat de volkeren (volgens het getal zeventig) die zullen optrekken tegen Israel en zijn Messias. Diverse sites worden door de auteur aangehaald om de gevaren van Gog en de engelvorst Sammaël te illustreren. Op grond van een midrasj concludeert hij dat Gog en Magog door God zelf vernietigd zullen worden. Hoe verder de tijd verstrijkt, des te actueler worden volgens de auteur onvervulde profetieën. De auteur noemt in het bijzonder de Turkse haat tegen Israel.

BRONNEN
Het uitgangspunt van dr. Moolenbroek, de geschiedenis van Ezau en Edom, is belangwekkend en het spoor van zijn analyse van de geslachtslijsten in het O.T. is goed te volgen. Ook de lessen die hij uit het Amalek-patroon trekt, zijn nuttig. Wanneer de verborgen strijd om het Koninkrijk echter ter sprake komt, lijkt de auteur weleens de regie te verliezen. Dat de bronnen van de auteur niet altijd even deugdelijk zijn, blijkt uit zijn bijlage over de ‘Rothschild dynastie’. Daarin betoogt hij dat de overeenkomsten tussen de praktijken van Edom en die van de Rothschilds bijzonder treffend zijn en poneert zelfs dat de geldmacht in de huidige wereld bij enkele Joodse families berust. Het was gepaster geweest als de auteur de aandacht gevestigd had op bronnen die met de mythe over het Joodse geld hebben afgerekend. Ik noem hier slechts de brede analyse van Jacques Attali, ‘Les Juifs, le monde et l’argent. Histoire économique du peuple juifs’ uit 2002. Attali betoogt dat tal van banken die in Europa door Joden waren opgericht onder het nazisme zijn verdwenen en nooit meer uit het puin zijn opgestaan. Degenen die nog de leiding hebben, drukken er geen Joods stempel meer op. Er is volgens Attali dan ook bijna geen ‘joods geld’ meer.

De auteur rekent ten slotte op grond van Rom. 11 niettemin pertinent af met de opvatting dat de rol van Israel na de komst van Christus is uitgespeeld (tegenover het standpunt van A. van de Beek en B. Maljaars) en meent dat elke generatie tot taak heeft om Amalek te ontmaskeren. Amalek kan zich etnisch en goddeloos profileren door Israel het recht op het beloofde land te ontzeggen, maar is volgens hem ook het archetype van agressiviteit tegen zwakke en weerloze mensen. Hij citeert daarbij de voormalige jihadist Walid Shoebat, die in de terreur van gewelddadige islamitische stromingen Amalek herkent: ‘Sla de krant open en je treft er Amalek aan.’

Amalek berooft ons van onze identiteit

Exodus 17:8-16 verhaalt de strijd tussen Amalek en Israël. De betekenis van deze strijd kan niet gauw overschat worden. Het is de eerste van de heidenvolken die de eerstegeboren zoon van JHWH bestrijdt. Het is tegelijk de strijd van de Aanwezige tegen Amalek die van generatie op generatie zal zijn. Dat sluit ook onze generatie in.

Het is opvallend dat in de Hebreeuwse bijbel de verzen 8-16 in twee paragrafen (petach) verdeeld wordt. Elke paragraaf heeft dus een eigen thema. De scheiding ligt tussen vers 13 en 14. In vers 8-13 ligt de nadruk op de strijd die Jozua voert. In vers 14-16 valt de nadruk op de strijd die JHWH voert. De eerste strijd is fysiek, met profetische en geestelijke componenten. De tweede strijd is profetisch, met een fysieke component. De eerste paragraaf omvat twee dagen, de tweede paragraaf betreft de derde dag, de dag van de overwinning.

Vers 8-13 vormen een chiasme:

8 Amalek komt en vecht met Israël

9 Mozes geeft opdracht aan Jozua om de strijd aan te binden. Hij zal met Aäron en Hur op de heuveltop staan

10 Jozua deed zoals Mozes gezegd heeft; Mozes, Aäron en Hur klimmen op de heuveltop

11-12 Mozes beïnvloedt de strijd door zijn handen op te heffen, ondersteund door Aäron en Hur

13 Jozua vermorzelt Amalek en zijn volk

In elk deel van dit chiasme komt de naam Amalek voor. Amalek is een bastaardzoon van Ezau’s oudste zoon Elifaz, en heeft via zijn moeder wortels in de Horieten (Gen. 36). De Amalekieten waren echter al eerder als volk in de geschiedenis bekend (Gen. 14). Mogelijk heeft Amalek, de kleinzoon van Ezau, de heerschappij over dat volk gekregen. De Amalekieten stonden bekend als een volk van rovers en moordenaars. De Torah zegt: en hij vreesde God niet (Deut. 25).

Vers 13 is in het chiasme de spiegel van vers 8. Beide verzen bestaan uit 5 woorden en hebben een vergelijkbare opbouw:

8 En hij komt, Amalek, en hij vecht met [im] Israël in Rafidim

13 En hij verzwakte, Jozua, Amalek en zijn volk [am] door zijn mond-zwaard

Amalek vecht met-Israël

In vers 8 staat het woordje im [עִם]. Het heeft dezelfde woordstam als am, dat in vers 13 met volk wordt vertaald. Wat heeft im [met] met am [volk] te maken? Waar im [met] gebruikt wordt, ziet dat op vereniging. Volksgenoten zijn met elkaar verenigd. In veel teksten waar im gebruikt wordt, wordt deze vereniging weergegeven met een koppelteken: עִם־יִשְׂרָאֵ֖ל. De stam is het werkwoord amam. Dat betekent verzamelen, gelijkstellen, verenigen. In passieve vorm donker worden, dof worden, zoals kleuren vervagen in het donker. Als individu ben je verborgen in de eenheid van het volk.

Het eerste gebruik van het woord im in de Torah vinden we in Gen. 18:23 en 25. Daar doet Abraham een beroep op de rechtvaardigheid van JHWH. Zult U ook de rechtvaardige met de goddeloze ombrengen? Nadrukkelijk stelt Abraham dat rechtvaardigen en goddelozen géén eenheid kunnen vormen. Zij vormen een ongelijk span. In vers 25 herhaalt Abraham het nog een heel krachtig: het zij verre van U! Zou de Rechter van de hele aarde geen recht doen?

In Exodus komt de constructie im- tien keer voor:

1 4:12 Ik zal met uw mond zijn
2 4:15 Ik zal met uw mond en met zijn mond zijn
3 17:2 Toen twistte het volk met Mozes
4 17:8 Toen kwam Amalek en vocht met Israël
5 18:12 Om brood te eten met Jethro, de schoonvader van Mozes
6 22:19 Wie bij [met] een beest ligt, zal zeker gedood worden
7 22:30 Zeven dagen zullen zij bij [met] hun moeder zijn, de achtste dag zult u ze Mij geven
8 23:1 En stelt uw hand niet bij [met] de goddeloze
9 33:9 En Hij sprak met Mozes
10 34:28 En hij was daar met JHWH, veertig dagen en veertig nachten, en hij at geen brood en hij dronk geen water. En Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de tien woorden.

Waarom staat er dat Amalek vecht met-Israël (nr. 4)? Het Hebreeuwse woord dat hier wordt gebruikt, is lacham. Een homoniem van dit woord is het woord voor eten (Deut. 20:19, Ps. 141:4, Spr. 4:17). In de meeste van deze teksten staat de relatie rechtvaardigen-goddelozen centraal. Het woord voor brood is – niet verwonderlijk – lechem. Samen brood eten is ook een teken van vereniging (nr. 5). In het Nederlands kennen wij de uitdrukking: wiens brood men eet, diens woord met spreekt. Dat is ook mooi te zien in deze tien keer dat de im- constructie in Exodus gebruikt wordt (nr. 1, 2, 3, 9. 10).

Amalek heeft de intentie om de eenheid Israël te verbreken door het volk in zich op te nemen. Amalek wil zich vereenzelvigen met Israël. Alsof hij brood eet. Op deze wijze zou het eerstgeboorterecht weer bij de nakomelingen van Ezau belanden (nr. 6, 7). Het is echter onmogelijk dat rechtvaardigen rechtvaardig blijven, als zij deel worden van de gemeenschap van de goddelozen (nr. 8).

De relatie van de mens tot zijn Schepper wordt echter altijd getekend door een ‘tegenover’: ik-Ander. Wij worden onszelf in het aangezicht van de Ander. Hoe vaak willen wij niet een ander vormen naar ons eigen beeld? In plaats dat wij het aangezicht van de Ander zien in de ander. Als ik vecht met de ander, dan tracht ik de ander tot mijzelf te maken. Dan wordt de ander tot een nul gereduceerd. Nu, dat is wat Amalek doet. Hij berooft ons van onze eigen identiteit.

Ezau, de jager

Toen die jongens groot werden, werd Ezau een man ervaren in de jacht, een man van het veld. Jakob echter was een oprecht man, die in tenten woonde. (Gen. 25:27)

Ezau wordt een jager, een man die in het veld leeft. De grondtekst duidt op iemand die ‘het veld‘ als zijn natuurlijke omgeving beschouwt. Ezau leeft buiten. Terwijl zijn broer Jakob iemand is die in tenten woont. De Bijbel noemt slechts twee jagers: Nimrod en Ezau. De Joodse traditie vertelt dat Nimrod en Ezau overeenkomstig handelden. Nimrod, een kleinzoon van Cham, wordt een geweldig jager genoemd. Hij wordt wel als een reus afgebeeld. Zijn naam betekent  ‘Hij die alle mensen laat rebelleren tegen God’. Nimrod was een tyran en joeg op mensen voor het aangezicht van God. Dat betekent dat hij het openlijk deed. Hij vereerde de zon, maan, en sterren. Nimrod was de koning van Babel en Assur en de heerser van de Aarde (Gen. 10:9). Hij stierf een gewelddadige dood. Na zijn dood werd hij vergoddelijkt en viel zijn koninkrijk uiteen. Hij werd onder meer bekend onder de Babylonische god Mardoek, de Egyptische Osiris, de Griekse Kronos, de Romeinse Saturnus, en ook als Tammoez en Baäl. Aldus de overleveringen van vele volken.

Een midrash verhaalt dat Ezau tijdens een van zijn veldtochten koning Nimrod doodt. (Flavius Josephus zegt overigens dat Shem een belangrijk aandeel had in de dood van Nimrod). Nimrod zou in het bezit zijn van twee mantels. Adam en Eva hadden deze mantels ontvangen toen zij het Paradijs verlieten. Voor de zondeval waren zij gekleed in mantels van licht. De mantels waren door God gemaakt van de huid van een vrouwelijke Leviathan, en dienden als priesterlijke mantels voor de generaties voor de zondvloed. Na Adam zouden de kledingstukken in het bezit van Kaïn zijn gekomen en na de dood van Kaïn en de zondvloed zou ten slotte Nimrod in het bezit van deze mantels zijn gekomen. Of het verhaal werkelijk is  gebeurd, valt zeer te betwijfelen. De zeer grote afstand in woongebieden maakt een ontmoeting van Ezau en Nimrod nagenoeg onmogelijk. Maar dat is ook niet de strekking van deze midrash. De overlevering laat op deze wijze het koningschap over de Aarde overgaan van Nimrod naar Ezau. Want Ezau was degene die er recht op had. Nimrod had zich de heerschappij met geweld toegeëigend.

(foto: thebricktestament.com)

https://www.facebook.com/BehindTheNewsIsrael/?hc_ref=ARTxxG5pONbv4_ks41gDPPsnLHnQZvTD-_BjoqGCfl4iZykADvPz-WMVeRIFDb60ihI&fref=nf

Kenmerken van een Amalekitische cultuur

Amalek Actueel (3)

In de opsomming van de zonen van Ezau in Genesis 36 krijgt Amalek een opvallende plaats: in het centrum van alle zonen en kleinzonen. Amalek en zijn volk zijn de personificatie van het kwaad. Ik noem ze het uitverkoren volk van de satan, de werkelijke zoon des verderfs onder de volken (Van der Beek, 2002). Bileam noemt hen de eerste onder de volken. En in het bijzonder is hun haat gericht tegen het uitverkoren volk van JHWH. Dat zien we in Exodus 17. Niet voor niets herinneren drie van de 613 geboden in de Tora ons aan Amalek. Herinner je wat Amalek deed…

Haatdragend

Waar komt deze haat van Amalek vandaan? Een midrash vertelt dat toen Ezau oud was geworden, hij zijn kleinzoon Amalek bij zich riep. Hij zei: “Ik ben er niet in geslaagd om Jakob te doden. Nu vertrouw ik aan jou en je nakomelingen de belangrijke opdracht toe om Jakobs nakomelingen te doden. Voer deze opdracht voor mij uit en toon geen genade.” Daarmee geeft deze midrash het verband weer tussen de woede van Ezau en de haat van Amalek. En zo zegt Exodus 17 dat de strijd van JHWH van generatie op generatie is. In elke generatie is Amalek. In het duistere decreet van Haman over de vernietiging van alle Joden. In de inmense onmenselijkheid van de Holocaust. En in de bloedige steekpartijen en slachtingen van onze dagen. Het is dan ook van elke generatie om Amalek aan te wijzen. Want al zijn de Amalekieten als volk niet meer te traceren, de geest van Amalek is springlevend. Amalek is niet maar een etnische groep, het is een archetype van een agressor die in elke generatie zwakken en weerlozen laat lijden.

Doodscultuur

Kimball (2007) schrijft dat een amalekitische cultuur zowel anti-Joods als anti-christelijk is. Het heeft disfunctionele elementen dat overleven op de lange termijn uitsluit. Hij komt tot de volgende kenmerken:

  1. discriminatie van vrouwen
  2. een anti-intellectuele houding
  3. een cultuur waar de dood beter is dan het leven
  4. andere de schuld geven van eigen problemen
  5. gebrek aan algemene beschaving
  6. een disfunctionele cultuur waar mensen opgesloten worden. Anders lopen ze weg.
  7. wreedheid naar dieren
  8. gebrek aan interesse voor de toekomt, veroorzaakt door gebrek aan respect voor het verleden.

Bloeddorstig

Sla de krant open en je treft er Amalek aan. Wat bezielt – of moet ik zeggen: wie bezielt – iemand om drie mensen dood steken? Wie bezielt …? Patterson (2011) haalt in zijn boek A Genealogy of Evil een laatste getuigenis aan van een Hamas zelfmoordterrorist. Zijn boodschap aan de Joden is dat zij een natie zijn die bloed drinkt en dat zij weten dat er geen beter bloed is dan het bloed van Joden. Amalek – volgens een rabbijnse uitleg – betekent Am Lak: een volk dat bloed likt. Jihadisme legitimeert niet alleen het vergieten van Joods bloed, het heiligt het in een ondermijning van het bijbelse gebod om te doden. Vergoten Joods bloed is de godheid van de islam een genoegen. Een cultuur waar de dood beter is dan het leven. Wie bezielt…

Leedvermaak

Wie kan het leed peilen van de nabestaanden van de jongste steekpartij in Halamish. Op de Shabat, de dag van rust en vreugde. “This family has a circumcision celebration this week. How will they rejoice?” vraagt een van de buren zich af. Terwijl een generatie Amalekieten zich verheugd en de wereld zwijgt. Ooit stonden Edomieten te juichen bij de wegvoering van de Joden naar Babel. Zij werkten mee aan de vernietiging van de Tempel (3 Ezra 4:45). De profeet Obadja sprak daarover een krachtige profetie uit. De dag van Edoms leedvermaak tegenover de Dag van JHWH. Het Huis van Jakob en het Huis van Jozef zullen het Huis van Ezau verslinden. Hoelang zou het nog duren?

Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van JHWH uit Jeruzalem (Micha 4:2).

 

Van der Beek, 2002. De kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer. Zoetermeer, Uitgeverij Meinema.

Patterson, David, 2011. A Genealogy of Evil: Anti-Semitism from Nazism to Islamic Jihad. Cambridge, Cambridge University Press.

Bron foto: Behind the news

Uit Efraïm, hun wortel tegen Amalek

In Richteren 5 heft Debora haar lofzang aan na de overwinning op Jabin, koning van de heidenvolken, en zijn veldmaarschalk Sisera. Deze strijd staat weer symbool voor de strijd tussen het volk van God en van Zijn tegenstander. Het is de aloude strijd tussen Jakob en Ezau.

Deze lofzang is mede daarom van groot belang, omdat de geschiedenis aangehaald wordt door Asaf in Psalm 83. Na de beschrijving van de vijanden, met Edom en Amalek in de hoofdrol, zegt Asaf: Doe met hen als met Midian, als met Sisera, als met Jabin, aan de beek Kison. Richteren 4 en 5 is een machtige geschiedenis van Gods verlossing door de hand van Debora. In mijn boek ga ik uitgebreid op deze prachtige Psalm in.

Uit Efraïm kwamen zij…

Debora is richter in Israël. Zij houdt zitting in het bergland van Efraïm. Barak is afkomstig uit Naftali. Na in de aanhef de heerlijkheid van de ENE, de God van Israël, bezongen te hebben, gaat Debora de bijdrage aan de strijd door de verschillende stammen van Israël langs. We lezen dan in vers 14 (HSV):

Uit Efraïm kwamen zij, hun wortel ligt in Amalek.

De schuingedrukte woorden zijn door de vertalers toegevoegd om er een begrijpelijke en logische zin van te maken. In de grondtekst staat er Uit Efraïm wortel in-Amalek. 

מִנִּי אֶפְרַיִם שָׁרְשָׁם בַּעֲמָלֵק

De SV vertaalt dichter bij het Hebreeuws:

Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek.

Vertalen is keuzes maken en dat is bij dit vers niet gemakkelijk. Dat wordt met name veroorzaakt door het woord sheresh, wat met wortel wordt vertaald. Waarom wordt dit woord hier gebruikt? En vervolgens: in welke relatie staat het tot Amalek? De HSV zegt in Amalek, de SV heeft tegen Amalek. De letter beth voor het woord Amalek is het voorzetsel in, maar kan ook als tegenover gezien worden. De waarde twee symboliseert dan een soort dualisme. De ene tegenover de andere.

Joodse vertalingen

Om niet alle vertalingen langs te gaan, nog twee Joodse vertalingen. De Jewish Study Bible vertaalt met

From Ephraim came they whose roots are in Amalek.

De JSB zegt bij dit vers: “Deze frase is onduidelijk. Daarom moet men de tekstverbetering aannemen die is gebaseerd op de gelijkenis van de Hebreeuwse letters. Stamhoofden (vorsten of prinsen) i.p.v. wortel (שר i.p.v.שרש ) vallei i.p.v. Amalek (עמק i.p.v. עמלק).” Dan zou de betekenis kunnen zijn: Uit Efraïm dalen de vorsten af naar de vallei. Sommige vertalingen hebben dit ook. Niettemin, daarmee zouden we afdoen van de reikwijdte van het Woord.
De Joodse exegeet Rashi (Shlomo Yitzchaki, 1040-1105) kiest een andere weg. De Engelse vertaling op chabad.org luidt: Out of Ephraim, whose root was against Amalek. Rashi tekent daarbij aan: “Out of Ephraim: From Ephraim issued the root שׁוֹרֶשׁ, referring to Joshua the son of Nun (their prince), to subdue Amalek and weaken him by the sword (Ex. 17:13). This verse is connected to the previous one and explains: The Lord dominated the strong for me by establishing Joshua to subdue Amalek.”  In het voorgaande vers wordt gesproken over de geweldigen, de gibborim. Dat woord wordt ook gebruikt in Gen. 6:4 voor de kinderen van de reuzen. Mannen van naam. Zoals ook van Nimrod, de machtige jager voor het gezicht van JHWH, een geweldenaar was 1). Je moet dus van goede huize komen om dergelijke geweldenaren het hoofd te kunnen bieden.

De wortel tegen Amalek

Jozua, de zoon van Nun, een Efraïmiet, voerde de strijd aan tegen Amalek in de woestijn (Ex. 17). Hij is de wortel, het begin. Rashi spreekt over שׁוֹרֶשׁ, wat verwijst naar shor, stier of os, als teken van kracht en leiderschap. De wav is hier dan een leesmoeder. Het is een al gewonnen strijd, hoewel er nog steeds streden wordt. Net als de Efraïmiet Jozua de strijdmacht aanvoerde tegen Amalek, zo zijn het nu de Efraïmieten die als eerste genoemd worden. Ondanks dat de hoofdmacht van Barak uit de mannen van Naftali en Zebulon bestond. Efraïm, als houder van een deel van het eerstgeboorterecht en hoofd van het latere tienstammenrijk, voert te strijd tegen Amalek, de eerste van de heidenvolken (Num. 24). Debora lijkt hier dus te herinneren aan de eerste keer dat de strijd tegen Amalek gevoerd werd. Dat is de wortel tegen Amalek.

De wortel in Amalek

Het is ook interessant om שָׁרְשָׁ te bezien vanuit de Ancient Hebrew Language. De shin is de afbeelding voor tanden, en heeft dan ook de noties als scherp, drukken, eten, verdelen. De resh is het teken voor het hoofd van een man. Het heeft daarom ook betekenissen als eerste, top, begin. De dubbele shin houden de resh gevangen. Daarom, het is ook de wortel in Amalek. We moeten deze tekst dus niet lezen alsof Efraïm in de weg en het gedachtengoed van Amalek geworteld was. Efraïm streed tégen Amalek. Dat was de wortel, het uitgangspunt, het begin. Vanuit de wortel komt de vrucht – de vrede voort. Efraïm is als het goede zaad dat gestrooid wordt in de akker van Amalek. Efraïm wortelt in Amalek. Het is een ondergrondse, verborgen strijd. Efraïm is als de dubbele shin die de resh, de eerste van deze wereld in de tang heeft 2). Efraïm zal leiden. Want de overste van deze wereld is al geoordeeld (Joh. 16:11). De strijd is nog niet gestreden, maar al wel gewonnen.

Het is geen wonder dat Debora dit loflied zingt! Het galmt tot vandaag de dag na.

 

1) Gibbor wordt ook in positieve zin gebruikt. Niettemin geeft het eerste gebruik van een woord in de Tora wel de richting voor de betekenis aan. 

2) Want Ezechiël 39:2 zegt dat JHWH Gog en zijn menigte zal omwenden en een zeshaak in hen slaan. Zeshaak is een praktische vertaling van שש (= leiden)! Letterlijk: Ik zal u zessen. 

wat is je verantwoordelijkheid?

Wat is je verantwoordelijkheid?

Ezau komt uit het veld, dodelijk vermoeid. Als hij ziet dat zijn broer Jakob gekookt heeft, dan wil hij maar één ding: eten. En Jakob, uitgekookt als hij is, wil zijn broer best van het eten geven, maar op voorwaarde dat Ezau zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Maar wat ben je dan voor broer? Jakob ziet toch dat Ezau bijna sterft?? Dan geef je hem toch te eten? Wie denkt er op zo’n moment nu aan het eerstgeboorterecht? Is dat je eerste verantwoordelijkheid?

A 29 Eens had Jakob soep gekookt, toen Ezau uit het veld kwam en moe was.

B     30 Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe.

C          Daarom gaf men hem de naam Edom.

D              31 Toen zei Jakob: Verkoop mij dan eerst je eerstgeboorterecht.

E                    32 Ezau zei: Zie, ik ga toch sterven; wat moet ik dan met het eerstgeboorterecht?

D’              33 Toen zei Jakob: Zweer het mij eerst. En hij zwoer het hem.

C’         Zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob.

B’     34 Toen gaf Jakob Ezau brood, met de linzensoep.

A’ Hij at, dronk, stond op en ging weg. Zo verachtte Ezau het eerstgeboorterecht.

(Genesis 25)

Stervend?

Maar wás Ezau stervende, zoals hij zegt? Waarom zei Ezau dat hij stervend is? Er zijn vier aanwijzingen in de Hebreeuwse tekst van het tegendeel.

1. Er staat dat Ezau moe uit het veld kwam. Je kunt ‘moe’ ook vertalen met ‘uitgeput’. Dat is wat anders dan stervend, dus Ezau overdrijft nogal. Het woord עיף ayaph (H5889) wordt geschreven met:

  • ayin – zien, kennen
  • jod – werk, aanbidden
  • pe  – blazen, verspreiden *).

Het impliceert dus de gedachte dat werken of aanbidden nutteloos is. Gebakken lucht. Dat is hoe Ezau er tegenaan kijkt. Het werkwoord ayeph (H5888) komt slechts een keer in de Schrift voor. Jeremia 4:31 zegt “Want ik hoor een geluid als van een vrouw in barensnood, benauwdheid als van een die haar eerste kind aan het baren is. Het is het geluid van de dochter van Sion, zij snakt naar adem, zij spreidt haar handen uit: Wee mij toch! Want mijn ziel is uitgeput, vanwege de moordenaars.” Hier wordt het woord dus gebruikt in relatie tot de ziel. Lichaam, geest, en ziel zijn één geheel. Wie lichamelijk uitgeput is, kan ook neerslachtig worden. Nu lijkt het er niet op dat Ezau neerslachtig was, het gaat mij om het verband tussen lichaam en geest, tussen doen en denken. Als Ezau zegt dat hij uitgeput is, dan heeft hij het niet alleen over zijn lichamelijke vermoeidheid, maar ook over zijn opvatting dat werken als een vorm van aanbidding onzin is. Nee, het hier en nu, dat is wat telt! “Laten we eten en drinken, want morgen sterven wij.” (1 Kor. 15:32). Het is hedonisme ten top.

2. Ezau eet en drinkt, staat op, en vertrekt weer. Dat lijkt niet op iemand die bezwijkt.

3. Deel E is de centrale zin in het chiasme. Ezau zegt: ik ga toch sterven. Dat wil niet zeggen dat hij stervende wás. De uitdrukking ‘ik ga toch sterven’ bestaat uit twee Hebreeuwse woorden: halakh en muwth.  Muwth is een veel gebruikt woord voor sterven. Maar Ezau voegt het woord halakh, הלך, toe. Halak wordt meestal met ‘lopen’ of ‘wandelen’ vertaald.

  • he – kijken, onthullen
  • lamed – onderwijs of juk, prikstok
  • kaph – open hand, toestaan, buigen voor

Figuurlijk kun je halakh dan ook opvatten als ‘een manier van leven’. Je laat in je gewoonten zien wat je geleerd hebt. De Heere God wandelde elke dag in de hof. Dat was Zijn gewoonte. Henoch wandelde met God. Dat was zijn manier van leven. En Ezau? Hij wandelde met de dood. Hij is op weg naar de dood. Dat is zíjn toekomst, naar hij dacht. Toen Jakob op zijn sterfbed lag (Gen. 48) en hij de zonen van Jozef zal zegenen, dan zegt ook hij: Zie, ik sterf. Maar Jakob laat het woordje halakh weg. In plaats daarvan voegt er hij eraan toe: Maar God zal jullie brengen in het land van jullie vaders. Dat was zíjn uitzicht!

4. Ezau veracht zijn eerstgeboorterecht. Hij acht het van nul en generlei waarde. Zo sterk wordt het uitgedrukt. Welk voordeel, mazzel, heb ik van dat eerstgeboorterecht?

De kern

De cursief gedrukte zinnen zijn door de verteller toegevoegd aan de conversatie tussen Jakob en Ezau:

  • Daarom gaf men hem de naam Edom.
  • Zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob
  • Zo verachtte Ezau het eerstgeboorterecht

Zie je, de hele perikoop gaat maar over één ding: dat wat Ezau deed en dacht. En Ezau wordt hier getekend als de man die zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Want zijn eerstgeboorterecht omhelsde niet alleen de gave van het dubbele deel, maar ook de opgave om het hoofd van de familie te zijn. Om de autoriteit en verantwoordelijkheid van zijn vader over te nemen. En dat was nu net waar Ezau geen zin in had. Als je toch dood gaat, wat voor nut heeft dan het eerstgeboorterecht? En hij ontloopt zijn verantwoordelijkheid.

Jakobs verantwoordelijkheidsbesef

Waarom komt Jakob op het idee om het eerstgeboorterecht te vragen in ruil voor eten? De tekst geeft geen letterlijke aanleiding, maar de voorgaande verzen maken het verschil tussen Jakob en Ezau duidelijk. Ezau is de man van het veld, Jakob woont in tenten. Ezau houdt van de jacht, Jakob is een man van eenvoud. Ezau is de lieveling van vader, Jakob is een moederskind. Het geeft weer dat Jakob in alles de tegenpool van zijn broer Ezau is. Dus ook in verantwoordelijkheidsbesef. Als Jakob Ezau om het eerstgeboorterecht vraagt, dan test hij zijn broer. Hij wijst hem op zijn verantwoordelijkheid. En als Ezau die verantwoordelijkheid duidelijk uit de weg gaat, dan maakt Jakob een keus en neemt hij zijn verantwoordelijkheid. Hij vraagt Ezau om eerst zijn eerstgeboorterecht te verkopen. In het Hebreeuws staat er: vandaag. Het ziet daarom niet zozeer op een voorwaarde, als wel op een noodzaak. Het kan geen uitstel leiden. Daarom laat hij Ezau eerst eedzweren. Wat trots, dat was Ezau wel. Een man en man, een woord een woord.

Nu, is Jakob hier de handige broer? Ik denk het niet. Er staat dat Jakob een man van eenvoud was. In een nadere vertaling staat ‘oprecht’. Het woordje תמ, tam, betekent niet alleen ‘een rustige’, maar heeft ook de notie van ‘iemand die moreel en ethisch zuiver is’. Een integer man.

Hij doorzag de consequenties van de houding van Ezau.

En hij redde zo de wereld.

 

*) zie http://www.ancient-hebrew.org/

 

Edom en Amalek staan voor rooms en islamitisch antisemitisme

Kees Bloed schreef deze recensie op MessiaNieuws:

Edom en Amalek zijn geen populaire tags. Wie heeft het nu over die bijbelse volken van ruim 3000 jaar geleden?

Anco van Moolenbroek, tevens blogger op MessiaNieuws.nl, schreef er een boek over: ‘Ezau, hij is Edom’. Edom en Amalek blijken verrassend actueel.

‘De verborgen strijd om het Koninkrijk’ is de ondertitel van dit boek. Edom en Amalek staan namelijk symbool voor de machten die het herstel van Israël bestrijden. Edom doet dat subtiel en probeert Israël naar de kroon te steken. Amalek stoort zich aan God noch gebod en is in staat om Israël uit te roeien met afschuwelijke middelen. Uit Amalek kwam bijvoorbeeld een van de ‘uitvinders’ van de genocide voort: Haman, de Perzische hofmeier die het Joodse volk door middel van een gericht vernietigingsplan wilde uitroeien.

Wie zich in deze duistere en negatieve machten verdiept, moet uitgerust zijn met het nodige incasseringsvermogen. De aarde is roodgekleurd van het bloed dat door het geweld van deze twee volken heeft gevloeid. De cover van het boek laat deze met bloed doordrenkte grond zien. Edom is er zelfs naar genoemd, bloedrood betekent zijn naam. Amalek is ‘het uitverkoren volk van satan’ zelf, dat nog veel meer wil dan louter bloed zien.

Hermeneutiek

Gedegen Bijbelstudie wordt vanuit de Hebreeuwse brontekst gedaan. Zeker zo uitgebreid als in dit boek, is dat een schitterende aanwinst. Maximalistische hermeneutiek heet dat, zoals uitgelegd in de verantwoording (p. 387-388). Het is het uitpluizen van een bijbels thema tot op het bot. Van Moolenbroek doet recht aan de letterlijke tekst en haalt er de nodige commentaren en context bij. Daarnaast legt hij verbanden en proeft voorzichtig aan verborgen betekenissen. Daaruit blijkt een goed gebruik van de Joodse exegese (PaRDeS). Het Hebreeuws is soms wat zwak, de onderbouwing van gemaakte vertaalkeuze’s is vrijwel nihil. Toch is dit een stap vooruit, omdat de meeste christelijke auteurs het Hebreeuws helemaal links laten liggen.

Wat mij betreft is dit boek de eerste van velen, die nu een Bijbels thema op messiaanse wijze uitpluizen. De Hebreeuwse denkwereld blijkt doordat Van Moolenbroek zijn studies van Edom en Amalek opschreef als toldot (geschiedenisrollen). De ontdekkingen en profetische doorkijkjes die de lezer hierdoor krijgt, zullen zij die hun Hebreeuwse wortels waarderen, flink opbouwen!

Toldot Edom

Edom en Amalek worden afzonderlijk behandeld in twee aparte delen. Bij Edom wordt uitgegaan van Genesis 36, één van de meest verwaarloosde hoofdstukken uit de Bijbel.

Koning Hadad van Edom blijkt een type te zijn van de antichrist. Hadad (de achtste koning van Edom) verwijst naar het beest uit de zee van Openbaring 13. Zijn vrouw is de vrouw op het bloedrode beest in Openbaring 17 (p. 75). De lijnen die zo gelegd worden, mogen suggestief lijken, deze manier van omgaan met de Bijbel doet recht aan de Hebreeuwse denkwereld. Van Moolenbroek laat zowel Joodse als christelijke bronnen spreken. Maar telkens zijn de conclusies getrokken op basis van Hebreeuwse denklijnen uit de Bijbel zelf. En dat intrigeert enorm! Wie dus meer wil weten over de antichrist, moet Edom leren kennen. Want de antichrist draagt ‘in elk geval het karakter van Edom’ en heeft dezelfde intenties als hij. Als we daarop afgaan komt Rome in beeld, de kerk die het eerstgeboorterecht van Israël afpakte door de vervangingsleer.

Toldot Amalek

Telkens wanneer een uittocht wordt gevolgd door een speciale ontsnapping en beproeving kun je Amalek verwachten in de Bijbel. Amalek komt telkens naar voren op het scharnierpunt naar overwinning, zegen en een verbond met God. Het Amalek-patroon wordt al aangetroffen in Genesis 14. Voordat Amalek genoemd wordt, is Abram uitgeleid uit Ur, ontsnapt uit Charan, beproefd in Egypte en door zijn neef Lot. Na de overwinning komt het verbond met God en de zegen van de geboorte van Abrahams zonen. Dit patroon herhaalt zich meerdere malen in de Bijbel. In de toekomst, tijdens het herstel van alle dingen, zal Amalek als Gog en Magog optreden. Vandaag is Amalek vooral zichtbaar in de afschuwelijke terreur van islamitische sektes zoals Hamas en ISIS.

Het feit dat veel details zo uitgebreid naar voren komen, zal sommige lezers misschien vermoeien. De vertaling van veel Hebreeuwse woorden is soms ook wat onduidelijk doordat alle mogelijke opties worden opgesomd, zonder dat een keuze wordt gemaakt. Maar wie rustig de aangegeven bijbelgedeelten leest en de lijn van het boek volgt, zal een schat vinden! Telkens krijg je inkijkjes met een bijzondere insteek, die ook nuttig zijn voor ons leven nu.

Citaat

Tot slot nog een citaat om iets te kunnen proeven van de manier waarop Van Moolenbroek de Bijbel aan onze tijd verbindt.

“De Egyptenaren worden economisch geruïneerd, het leiderschap en het militaire apparaat gedecimeerd, de bevolking in diepe rouw gedompeld, en hun godendom blijkt nep te zijn. Dat is alsof we een omwenteling getekend zien zoals we in onze tijd meegemaakt hebben.” (p. 170-171)

Gebeurt in onze tijd niet hetzelfde? Denk aan de economische ruïnering door de wereldoorlogen. Daarna de geleidelijke afbraak van leiderschap en strijdkrachten. Het westen van nu kent allerlei burnins en burnouts en een heel spectrum aan deprimerende ziektes en syndromen. Dagelijks worden we opgeschrikt door zelfmoord, en goden worden door iedereen uitgelachen. Zitten we al in een opmaat naar een volgend stadium in het Amalek-patroon?

Van Moolenbroek, A. (2016) Ezau, hij is Edom, de verborgen strijd om het Koninkrijk. Uitgeverij Aspekt, € 29,95

Amalek Actueel (2)

Amalek staat als type voor het kwaad in deze wereld. De Bijbel vertelt over de verbintenis van het nageslacht van Ezau met de Horieten, een Kanaänitisch volk. Daarmee kwam Ezau’s geslacht onder satanische invloed. Amalek was een kleinzoon van Ezau, geboren uit een buitenechtelijke relatie van Elifaz en de Horitische Timna.  De joodse traditie noemt Samael, synoniem voor de satan, de beschermengel van Amalek. In mijn boek “Ezau, hij is Edom” vertel ik er meer over.

In Exodus 17 schrijft Mozes dat de strijd van de HEER tegen Amalek van generatie op generatie zal zijn. De traditie zegt dan ook terecht dat in iedere generatie Amalek is. Amalek is altijd actueel. Dan moeten we niet alleen denken aan het in deze wereld altijd aanwezige antisemitisme, maar ook aan de voortdurende christenvervolging, en de gruwelijkheden die IS begaat. Maar Amalek kan ook zichtbaar worden in de meer verborgen of schijnbaar toevallige gebeurtenissen. Verborgen in de betekenis dat er geen verband lijkt te zijn met Amalek. Niet voor niets luidt de ondertitel van mijn boek: de verborgen strijd om het Koninkrijk.

Twee voorbeelden uit het nieuws van afgelopen week. Dichtbij huis blijvend, D66 ventileerde bij monde van haar leider dat legitieme zelfmoord ook voor mensen onder de 75 jaar mogelijk moet zijn.  Een waardig levenseinde heet dat dan. De barmhartigheden van de goddelozen zijn wreed, zegt Salomo. (Daartegenover kent de rechtvaardige [de waarde van] het leven van zijn beest, naar Spreuken 12:10). Dat is een amalekitische uiting: een cultuur waarin de dood beter lijkt dan het leven.

Het andere voorbeeld. Eind februari jl. kopte de BBC: Witches cast ‘mass spell’ against Donald Trump. Heksen die een toverspreuk lanceren tegen Trump. #Massaal. #Massief. #Magicresistance. Met het enkele doel om hem uit het Witte Huis te krijgen. Op de grens van vrijdag 24 op 25 februari wordt een ritueel uitgevoerd, waarbij een weinig flatteuze foto van de president wordt verbrand in een oranje, bijna opgebrande, kaars. De heksen vragen in hun bindingsspreuk om een volledig falen van Trumps activiteiten, zodat hij ‘ons staatsbestel niet zal afbreken en onze vrijheid niet zal toe-eigenen, of onze hoofden vult met haat, verwarring, angst of wanhoop.’ De spreuk is ‘open source’, d.w.z. dat ieder het naar believen aan kan passen. De toverspreuk is niet bedoeld om Trump persoonlijk te beschadigen, maar om zijn beleid te dwarsbomen. Dat lijkt mooi, maar is natuurlijk verbloemend. Wie zijn vertrouwen op iets of iemand anders zet, bedrijft afgoderij. Het is kwaad met kwaad bestrijden.   Dan gaat het van kwaad tot erger. Dat is amalekitisch. Times noemt het ritueel het meest kleurrijke protest…


Wat drijft deze heksen om een dergelijke ‘heksenjacht’ te ontketenen? Gaat het hen om moeder aarde? Ongetwijfeld. Maar er speelt meer. Want, bij al het negatieve dat er van Trump te zeggen valt, Trumps opvattingen over de staat Israël zijn loud and clear. De toverspreuk wordt door de heksen elke maand herhaald op de dag dat de sikkelmaan afneemt. Dat is de dag vlak voordat het nieuwe maan is. De nacht voordat het volk van God het feest van de nieuwe maan viert als een sabbat. Het feest van de nieuwe maan als een nieuw begin. Amalek is in elke generatie te herkennen als het volk dat de volslagen vernietiging van Israël beoogt en samenspant om dat doel met sluwheid te bereiken. En als een toverspreuk daarbij kan helpen…

En wij, wij weten dat we de strijd hebben niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden,  tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten (Efeze 6:12).

Dit artikel verscheen ook op MessiaNieuws.

  • 1
  • 2