Vanaf het eerste begin van Zijn openbare optreden verkondigde Jezus het Evangelie van het Koninkrijk. Deze uitdrukking komen we drie keer in het Evangelie naar Mattheus tegen[1]. De eerste keer spreekt Jezus erover aan het begin van Zijn omwandeling. Het Evangelie van het Koninkrijk wordt door Jezus gepredikt in alle synagogen.
23 En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. (Matth. 4)
Vervolgens lezen we deze uitdrukking in relatie tot de vermoeide en verstrooide schapen en het ontbreken van herders.
35 En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk.
36 Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben.
37 Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. 38 Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt. (Matth. 9)
Het blijft niet bij de verzuchting en oproep tot gebed, maar Jezus laat vervolgens Zijn discipelen twee aan twee op stage gaan. Ze mogen niet naar de Samaritanen,
6 maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. 7 En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Matth. 10)
De oversten van het volk wijzen Hem echter af en noemden Jezus Beëlzebul, de overste van de duivelen. Hebben de Rabbijnen geweten Wie Jezus was? Wisten zij dat de Messias lijden zou? Nou en of. De Talmoed is daar niet onduidelijk over [205, 291]. Maar zij weigerden om Hem te erkennen als de beloofde Profeet. Jezus betitelde dit als de zonde tegen de Heilige Geest, waarvoor geen vergeving is[2]. Want een Koninkrijk kan niet bestaan wanneer het tegen zichzelf verdeeld is. We lezen dan dat Jezus het huis verlaat en bij de zee gaat zitten[3]. De zee ziet in de Bijbel vaak op de typologische betekenis van de volkenzee[4]. Het is dus hier veelzeggend dat Jezus aan de zee gaat zitten. Hij begint ook in gelijkenissen te spreken, want, zo zegt Hij Zijn discipelen:
omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. (Matth. 13:11)
Zijn gelijkenissen handelen over de aspecten van het Koninkrijk der hemelen. Overal geeft Jezus onderwijs aangaande het Koninkrijk. Zo leert Hij ook op zeker moment in de tempel. De overpriesters en oudsten van het volk komen naar Hem toe en vragen naar Zijn bevoegdheid. Daarop vertelt Jezus twee gelijkenissen. De ene gaat over de vader die zijn twee zoons vroeg om in de wijngaard te gaan werken. De ene bedankte, maar bedacht zich en ging toch. De ander zei ja, maar ging niet. Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God[5]. En daarna volgt de gelijkenis van de heer van de wijngaard die zijn knechten erop uitstuurt om de vruchten te ontvangen. Maar ze worden gedood. Ja, zelfs de zoon doden ze.
42 Jezus zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?
43 Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt. (Matth. 21)
Zie, het Koninkrijk van God wordt van het volk weggenomen en aan een ander volk gegeven. De parallel met koning David en koningin Esther ligt hier voor de hand: het koninkrijk wordt gegeven aan een die beter is. Naast de overeenkomst is in deze tekst ook duidelijk verschil. Het volk dat het Koninkrijk krijgt, is niet beter dan het volk Israël, maar het brengt de vruchten van het Koninkrijk voort. Hoewel, in die zin is dat volk wel beter: het brengt goede vrucht voort[6].
Welk volk bedoelt de Heere Jezus? Aan welk volk wordt het Koninkrijk gegeven? Koning David zong een danklied op de dag dat JHWH hem redde uit de hand van zijn vijanden en van koning Saul. Hij zegt dan[7]:
44 U hebt mij bevrijd van de aanklachten van het volk;
U hebt mij aangesteld tot hoofd van de heidenvolken;
het volk dat ik niet kende, heeft mij gediend. (Psalm 18)
Het is dus een volk uit de heidenen; een volk dat niet door David gekend was. Het is hetzelfde volk waarover Jesaja spreekt. Vooral Jesaja 55 vers 5 spreekt over een volk. Maar de uitnodiging in de verzen daarvoor, dát is het Evangelie van het Koninkrijk:
1 O, alle dorstigen, kom tot de wateren,
en u die geen geld hebt, kom,
koop en eet, ja, kom, koop zonder geld,
zonder prijs, wijn en melk.
2 Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is,
en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan?
Luister aandachtig naar Mij, eet het goede,
en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed.
3 Neig uw oor en kom tot Mij,
luister, en uw ziel zal leven;
want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten:
de betrouwbare gunstbewijzen aan David.
4 Zie, Ik heb Hem gegeven als Getuige voor de volken,
als Vorst en Gebieder voor de volken.
5 Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende,
en het volk dat U niet kende, zal naar U toe snellen, omwille van de HEERE, uw God,
voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U verheerlijkt. (Jesaja 55)
Het gaat dus om het volk dat God niet kende en dat niet door God gekend was. Dus het Evangelie van het Koninkrijk ging naar de heidenvolken. Die volken waarheen het Huis van Israël (de tien stammen) verstrooid was. Het is het volk waarvan Hosea sprak: Lo-Ammi, niet mijn volk[8]. De apostel Paulus bevestigt dit met zijn woorden in Romeinen 9:25-26: heeft Hij ook geroepen niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen? Zoals Hosea zegt: Het Niet-Mijn-volk zullen kinderen van de levende God genoemd worden. Daarvoor is Jezus gegeven als Getuige voor de volken, als Vorst en Gebieder voor de volken. Dat niet-gekende-volk zijn de schapen die nog niet van deze schaapskooi zijn. Die moeten ook binnengebracht worden, zodat het één kudde en één Herder zal zijn[9]. Het is dat volk waartegen ook de apostel Petrus spreekt[10]. Onmiskenbaar past Petrus in vers 10 de profetie van Hosea toe.
6 Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 7 Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; 8 voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.
9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht,
10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent. (1 Petr. 2)
Met het niet-gekende volk wordt in de eerste plaats het Huis van Efraïm/Jozef bedoeld. Van dat volk had God afscheid genomen, de scheidbrief gegeven, volgens de profeet Jeremia[11]. God was niet meer met dat volk getrouwd.
Naar dat volk gaat het Koninkrijk van God. En waar de Koning is, daar is het Koninkrijk. Waar Christus is daar zijn christenen. Wat zijn de vruchten van het Koninkrijk? De tekst staat ook in de context van de gelijkenis die Jezus spreekt tegen de Farizeeën. De gelijkenis van de boze wijngaardeniers. Jezus haalt daar Jesaja 5 aan. Jesaja voert sprekende JHWH in die het over Zijn wijngaard heeft. Een wijngaard die niet de gewenste vruchten opbrengt. Terwijl Hij hoopte op recht, zie, het werd bloedvergieten. Op gerechtigheid, en zie geschrei[12]. Recht en gerechtigheid zijn de vruchten van het Koninkrijk.[13]
De derde keer dat we de uitdrukking het Evangelie van het Koninkrijk lezen, staat in de zogenaamde eindtijdrede. De discipelen vragen Hem wanneer ‘het alles zal gebeuren’. Wat is het teken van Uw komst?
14 En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. (Matth. 24)
Samengevat: het Evangelie van het Koninkrijk ziet op de verkondiging van de Goede Boodschap, eerst aan de Joden, en ook aan alle volken op deze aarde. Onder die volken is het Huis van Efraïm verborgen.
Tekst | Waar | Wat | Wie | Bijzonderheden |
Matth. 4:23 | Galilea, synagogen | onderwijs, genezing | Menigten volgen Hem | Niet alleen uit Galilea, maar ook uit Dekapolis, Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse |
Matth. 9:35 | steden, dorpen, synagogen | onderwijs, genezing | Schapen zonder herder | De velden zijn wit, arbeiders zijn nodig |
Matth. 24:14 | heel de wereld | getuigenis | alle volken | tot het einde |
Deze uitweiding over het Evangelie van het Koninkrijk is belangrijk, omdat we daarmee gaan begrijpen waartegen de volgende aanval van Amalek gericht zal zijn. Die zal gericht zijn tegen het gekende en het niet-gekende volk, want God heeft beloofd dat Hij deze twee weer tot één zal verzamelen[14]. Paulus bewijst dat ook als hij de Schriften laat spreken in zijn brief aan de Romeinen[15].
8 En ik zeg dat Jezus Christus een Dienaar van de besnijdenis is geworden ter wille van de waarheid van God om de beloften aan de vaderen te bevestigen, 9 en opdat de heidenen God zouden verheerlijken vanwege de barmhartigheid, zoals geschreven staat: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen.
10 En verder zegt Hij: Wees vrolijk, heidenen, met Zijn volk!
11 En verder: Loof de Heere, alle heidenvolken, en prijs Hem, alle volken!
12 En verder zegt Jesaja: De wortel van Isaï zal er zijn en Hij Die opstaat om heerschappij te voeren over de heidenen, op Hem zullen de heidenen hopen. (Rom. 15)
Jezus Christus is een Dienaar van de besnijdenis geworden, zodat de beloften van God aan de vaderen bewaarheid worden. Die beloften omvatten het heil voor de heidenen. Paulus is heel duidelijk als hij het over het volk Israël heeft. God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten[16]. Dát volk, samen met de heidenvolken roept hij op om vrolijk te zijn[17]. Het Huis van Juda en het Huis van Efraïm zullen weer tot elkaar zullen komen. Efraïm, dat zijn de verloren schapen van het huis van Israël, de andere schapen die van deze stal nog niet zijn. Het huis van Juda is niet afgeschreven, want Jeremia zegt op last van JHWH dat er dagen komen dat JHWH ook met het Huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten[18].
Eén Herder, één kudde, één Koninkrijk
Maar zover is het nog niet, want men bracht Jezus aan het kruis. Weer bijt de ‘oude slang’ in de Hiel, en daarmee bijt hij tegelijk in het stof. Judas, als het zaad van de slang, levert Jezus, het Zaad van de vrouw, over in de handen van de Farizeeën en Schriftgeleerden. Echter, door Zijn dood heeft de Zaligmaker hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet gedaan[19]. Door Zijn bereidheid en Zijn gehoorzaamheid heeft Jezus de kop van de slang vermorzeld. Zijn vonnis is geveld, maar zijn oordeel heeft hij nog niet gekregen. Hij gaat nog rond als een brullende leeuw[20] of als een engel van het licht[21]. De kruisiging maakt dus geen onderdeel uit van het patroon, maar vindt zijn type wel in de opheffing van de koperen slang in de woestijn[22].
(Bijlage uit “Ezau, hij is Edom. De verborgen strijd om het Koninkrijk”. Anco van Moolenbroek, 2016)
[1] Ook 1x in Markus, 2x in Lukas, 1x in Handelingen; deze kennen echter een toevoeging. Het Evangelie van het Koninkrijk van God.
[2] Matth. 12:22-32.
[3] Matth. 13:1.
[4] Openb 17:15.
[5] Matth. 21:31.
[6] Of is het een verwijzing naar het Huis van Efraïm (dubbel vruchtbaar/dubbele vrucht)?
[7] De psalm staat ook in 2 Sam. 22.
[8] Hos. 1:9; 2:22;
[9] Joh. 10:16.
[10] De apostel Jakobus schrijft zijn brief aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Petrus spreekt in zijn aanhef over de vreemdelingen die in de verstrooiing zijn.
[11] Volgens Jeremia 3:8 heeft God het huis van Israël weggestuurd met een echtscheidingsbrief. Hoewel het huis van Juda het er zelfs slechter vanaf bracht, heeft God hen geen echtscheidingsbrief gegeven. Lees bijvoorbeeld ook Joh. 4. Jezus verlaat Jeruzalem en Judéa en moet door Samaria gaan. Daar ontmoet Hij de overspelige vrouw, midden op de dag. Hij blijft twee dagen in Sichar, vlakbij het stuk land dat Jakob aan zijn zoon Jozef gaf. Na twee dagen, dus de derde dag, komt Jezus weer in Kana. In Zijn eigen land. Kana, dat is de plaats waar Hij het eerste wonder deed, op een bruiloft!
[12] Jes. 5:7. De woorden recht en bloedvergieten, gerechtigheid en geschrei, verschillen steeds een letter in het Hebreeuws.
[13] Dat sluit andere vruchten in: vruchten van geloof en bekering, vrucht van de Geest (Gal. 5:22-23).
[14] Met kracht moeten we daarom de Vervangingstheologie afwijzen die zegt dat de Gemeente van het NT de plaats van het volk Israël ingenomen heeft [360].
[15] Achtereenvolgens zijn dat aanhalingen uit Psalm 18 (vers 9), Deut. 32:43 (vers 10), Psalm 117 (vers 11) en Jesaja 11:10 (vers 12).
[16] Rom. 11:2.
[17] Op die manier zal heel Israël zalig worden (Rom. 11:26). Maljaars [364] toont in zijn exegetische studie over dit vers aan dat met ‘heel Israël’ het geheel van de gelovigen uit alle volken wordt bedoeld. Gelovigen uit de Joden en uit de heidenen. Zijn vervolgconclusie, dat het volk Israël na Christus geen bijzondere positie meer inneemt onder de volken, zoals ook Van de Beek in zijn boek “De kring om de Messias” [261] beweert, deel ik echter niet.
[18] Jer. 31:31.
[19] Hebr. 2:14.
[20] 1 Petr. 5:8.
[21] 2 Kor. 11:14.
[22] Num. 21:9, Joh. 3:14.