What’s in a name?

“What’s in a name?

That which we call a rose
By any other name would smell as sweet.”

Veelvuldig wordt deze zin uit Shakespeares Romeo en Juliet aangehaald. Een naam is volgens Juliet niets anders dan een betekenisloze afspraak. Zij heeft niet de naam, maar de persoon lief. Waarop Romeo zijn afkomst afzweert.

En toch… vinden wij het niet om het even hoe wij onze kinderen noemen.
Door naamgeving leggen wij verband met het verleden; we ver-noemen.
Door naamgeving kunnen we het heden benoemen. Wij noemen hem… Zij heet…
Door naamgeving spreken wij verwachting uit naar de toekomst. Want daar komt de betekenis van onze naam tot uitdrukking.

Kort na het verschijnen van mijn boek over Ezau ontving ik het volgende mailtje:

Momenteel ben ik 33 weken zwanger van ons zoontje. Wij willen hem Esau noemen. Wij vinden het een prachtige naam, op de echo was een grote bos haar te zien, én mijn vriend heeft rood haar (wij hopen dat Esau dat ook krijgt. Dat zou compleet zijn). Echter, als wij de diepte in duiken over deze naam, komen wij verschillende verhalen en uitleg tegen over wie Esau/Ezau was. Even kort; het goede of het kwade? Wellicht een ietwat vreemde vraag maar zou u een korte uitleg kunnen geven over uw visie/ontdekkingen? (…) Wij hebben geen twijfels over de naam maar het is lastig om een korte uitleg te geven van wie Esau/Ezau werkelijk was. (…)”

Wie was Ezau? En beoogt zijn naam het goede of het kwade te betekenen? Dat zijn wezenlijke vragen!

De ouders van Ezau hebben hem vast geen naam gegeven met de bedoeling dat het een negatieve betekenis zou hebben. Toen hij geboren was, bleek hij volledig behaard te zijn, als een haren kleed. Daarom noemden zij hem Ezau, de harige. Hij was de oudste van een tweeling. Zijn broer die hem volgde, werd Jacob genoemd. Dat is: hij die volgde. Want hij bleek de hiel van zijn broer Ezau vast te houden. Het Hebreeuwse woord voor hiel en de naam Jacob hebben dezelfde woordstam.

Zo werd de eerste genoemd naar zijn uiterlijk, en de tweede naar zijn gedrag.

Beide jongens groeien op. Ezau zwerft als jager rond, terwijl Jacob thuis blijft. En op zeker moment komt Ezau terug van de jacht en is hij uitgehongerd. Hij ziet dat Jacob gekookt heeft. Een rode linzensoep. En Ezau zegt: laat mij slurpen van het rode, het rode. En daarom werd hij van die dag af ook Edom genoemd. Dat betekent Rood. En zo zag hij er ook uit toen hij geboren werd: niet alleen harig, maar ook rossig. Weer krijgt Ezau een naam naar zijn uiterlijk, naar wat zichtbaar is.

Maar of een naam een positieve lading heeft vooral te maken met gedrag en karakter. Ezau werd als eerste geboren en hij stond in de lijn van de eerstgeborenen. De eerstgeborene had recht op een dubbel deel van de erfenis, maar had vooral ook de verantwoordelijkheid om in opdracht van God zijn familie/volk te leiden in het goede. Zo is het eerstgeboorterecht een gave én een opgave. Echter, Ezau stelde geen prijs op zijn recht en verkocht het aan zijn broer Jacob. In ruil voor een hap van het rode. Later heeft hij daar veel spijt van gehad, maar toen was het te laat. Hij heeft Jacob daarom naar het leven gestaan. En zijn nakomelingen, de Edomieten, deden hetzelfde met de Israëlieten, de nakomelingen van Jacob. Want ook Jacob kreeg een andere naam: Israël. Dat is: Strijder Gods.

De Bijbel tekent Ezau als een levensgenieter, een jager. Als iemand die voor het hier-en-nu leeft. Een hedonist. Want je maakt naam vanuit datgene waar je het meest naar verlangt; vanuit datgene wat je doet. In het kort koos Ezau dus voor zichzelf. Of beter gezegd, hij wilde zijn verantwoordelijkheid niet dragen.

Je naam is wie je bent. Dat is je identiteit. Met onze naam kunnen we geroepen worden. Geroepen met een bedoeling. Met de bedoeling dat je je verantwoordelijkheid neemt. Het Hebreeuwse woord voor noemen is qara. Al in het eerste hoofdstuk van de bijbel wordt dat woord gebruikt. God noemde het licht dag en de duisternis nacht. Zijn dat ook niet beelden van goed en kwaad? Want wie kwaad doet, doet iets wat het daglicht niet kan verdragen. De nacht is voor het ongedierte.

Iedere ouder heeft het geluk van zijn kinderen voor ogen. Echt gelukkig ben je als je tot je doel komt. Ezau was niet echt gelukkig. Dat blijkt wel uit zijn leven. Altijd jaagde hij naar het geluk, maar hij raakte verbitterd omdat hij het geluk niet vond. En dat was zijn eigen schuld. De Edomieten hadden geen beste naam. Niettemin, de Israëlieten moesten mededogen hebben met hen: “want hij is uw broer!”. En er waren Edomieten die Israëliet werden.

Zo kijkt God nog steeds om naar wie zijn eigen gang wil gaan; die alleen leeft voor het hier-en-nu. Met mededogen. Het bleef bij Hem niet alleen bij kijken. Nee, Hij kwam en handelde als een echte Israëliet, een Strijder Gods. Jezus Christus, de Naam boven alle namen. Het is ook de enige Naam waardoor we het geluk kunnen vinden.

Want God heeft ons geluk voor ogen.

Romeo en Juliet kwamen uit families die elkaar bevochten. What’s in a name. Als een roos anders genoemd zou zijn, zou deze nog steeds lekker ruiken. Wie genoemd wordt naar de Naam van Christus wordt geroepen om de geur van Christus te verspreiden. Zodat ook anderen kennis krijgen van deze Naam.

Want God heeft hun geluk voor ogen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *